
 
		van  den  wal,,  dat  ik  ontdekt  had  van  den  berg,■   
 toen  ik  de  tweede  reis- naar  de  ftraat,  die  van  de  
 oostlijke  naar  de  we&lijke  zee  loopt,  gong  zien,  
 De  lengte  van  de  ftraat  ,  die  wij  doorgevaaren  
 waren,  zal  ik  niet  op  mij  neemen  te  bepaalen,  
 maar men kan’er enigzints over oordeelen, als men  
 het oog  op  de  kaart Haat» 
 Omtrent  negen  mijlen  ten  Noorden  van  Kaap-  
 Tieramtte en  onder denzelfden wal  ligt een  hoog  
 en aanmerkenswaerdig  eiland,  dat  onderfcheiden-  
 lijk  kan  gezien  worden  uit  Koningin  Charlotte  
 Kanaal,  van welk  het omtrent  zes  of  zeven  mijlen  
 af ligt.  Dit eiland , van welk melding gemaakt  
 is ,  toen  wij  het op  den  veertienden January voorbij  
 zeilden,  heb  ik  Ingang - eilandfEntry  Isle')  
 genoemd. 
 Aan  de  oost-zijde  van  Kaap  Tierawitte wijkt  
 het  land  Z. O.  ten  O.  weg,  omtrent agt mijlen,  
 daar het eindigt in  eene punt,  die  het zuidlijkst land  
 op  Eaheinomauwe  is.  Aan  deeze punt  heb ik  den  
 naam  van  Kaap  Pallifer gegeeven,  ter  eere  van  
 mijnen waerdigen vriend, kapitein p a l l rs e r.  Zij  
 ligt op  41°  34' Zuider.Breedte  en  183° 58' Wester  
 Lengte  en  lag  deezen  dag  op  den  middag Z. 79*.  
 O,  op  den  afftand  van  dertien  mijlen  van  ons,  
 zijnde  het  fchip  toen  op  de  Zuider  Breedte  van  
 410  27',  terwijl  Koamaroo  zeven  of  agt  mijlen  
 N. 5 O. van  ons  af lag.  Het  zuidlijkst land  in  het  
 gezigt  lag  Z.  16  W.  van  ons  en  de  met  fneeuw 
 bebedekte  
 berg  Z.  W.  Wij  waren  op  dit  tijdflip  
 omtrent drie mijlen van  den wal  en  vlak  over  eene  
 diepe  baai  of  ingang,  welken  ik  den  naam  van  
 Nevelachtige  Baai  ( Cloudy  Bay')  gaf  en  ag-  
 ter welke  zig  laag  land  met  hooge  boomen  vertoonde. 
 Ten  drie  uuren  in  den  agtermiddag  bevonden  
 wij  ons  regt  over de  zuidlijkfte  punt  land,  die wij  
 op  den middag  gezien  hadden,  welke  ik  Kaap  
 Campbel  noemde;  zij  ligt  Z.  ten  W.  tusfchen  
 twaalf en  dertien  mijlen  van Kaap Koamaroo,  op  
 410  44'  Z.  B.  en  *183°  45' W.  L.  en maakt  met  
 Kaap Pallifer  den  zuidlijken  mond van  de ftraat,  
 zijnde  den  afftand  tusfchen  dezelve  tusfchen  dertien  
 en  veertien mijlen W.  ten  Z. en  O. ten N. 
 Van  deeze Kaap  ftuurden  wij  langs  den wal  Z.  
 W.  ten  Z.  tot  des  avonds  ten  agt uuren,  wanneer  
 de wind gong  leggen.  Omtrent een  half uur daarna  
 kwam  ’er  egter  een  nieuw koeitjen  op  uit  het  
 Z. W.  en  ik  ftuurde  het  fchip  regt voor den  wind.  
 De  reden  dat ik  zulks deed  was  dat  fommige  van  
 de officieren  even  te  vooren  het  denkbeeld  opgeworpen  
 hadden  dat  Eaheinomauwe  geen  eiland  
 was en  dat  het  land  zig  zuid - oostwaarts  zou  kunnen  
 ftrekken  van  tusfchen  Kaap  Keerweêr  en  
 Kaap  Pallifer,  vermits  aldaar  eene  ftreek  was  
 van  tusfchen  twaalf en  vijftien mijlen ,  die  wij  niet  
 gezien  hadden.  Ik  had  wel defterkfte  overtuiging  
 voor mijzelven  dat zij  het mis  hadden,  niet  alleen  
 Q  3  door