
 
		diepen  modder  omringd  was,  dien  de  inwooners  
 misfchien  voor  eene  verdediging  hielden.  Die  
 volk  fchoolde,  zoo  dra  het  ons  zag,  op  den  oever  
 te  zaamen  en  nodigde  ons naar den wal.  Wij  
 namen  de  nodiging  aan  en  deeden  hun  een  bezoek, 
   ondanks  den  modder.  Zij  ontvongen  ons  
 met  open  armen  ,  hebbende  van  onzen  goeden  
 ouden  vriend  t o i a v a   van  ons  gehoord;  maar  
 wij  konden ons niet lang  bij hen  ophouden,  alzoo  
 ynj  andere  voorwerpen  voor  onze  nieuwsgierigheid  
 in  het oog hadden. Wij  voeren de rivier  op tot  
 bet  bijna  middag ‘was,  toen wij  veertien Engelfche  
 mijlen binnen  den mond  waren  gevorderd,  en  als-  
 toen,  ziende  dat  het  voorkoomen  van  het  land  
 omtrent  hetzelfde  bleef,  zonder  enige  verandering  
 in den loop  van  den droom,  welken  wij  niet  
 konden  hoopen  tot zijnen  oorfprong  te zullen  kunnen  
 nagaan,  landden  wij  op  den  westlijken  oever, 
   om  de  hooge  boomen  te  bezigtigen  ,  die  
 overal deszelfs  zoomen  verlierden.  Zij  waren  van  
 eene  foort  welke  wij  te vooren  reeds  gezien  hadden  
 ,  fchoon  flegts van  verre,  zoo wel  in  de A r moedige  
 Baai  als in Hawkes Baai.  Voor wij  vijfentwintig  
 roeden  verre  in  het  bosch  gevorderd  
 waren,  ontmoetede wij  eenen,  die  negentien voeten  
 en  agt  duimen  in  den  om trek dik  was  op  de  
 hoogte  van  zes  voeten  boven  den  grond  ;  een  
 quadrant bij mij  hebbende ,  mat  ik  deszelfs  hoogte  
 yan  den  wortel  tot  den  eerften  tak  en bevond 
 die  te zijn  negenentagtig voeten:  hij  was  zoo  regt  
 als  eene  pijl  en  verdunde  zeer  weinig  in evenredigheid  
 van  zijne  grootte,  zoo dat  ik giste  dat  er  
 driehonderd  en  zesenvijftig  voeten  vast  timmerhout  
 in  waren,  zonder  de  takken medeterekenen.  
 Voortgaande  zagen wij  veele  andere  die nog  groo-  
 ter  waren;  wij  hieuwen  eenen  jongen  neder  en  
 het  hout  bleek  zwaar  en  vast  te  zijn,  niet  goed  
 voor masten,  maar  zoodanig  dat  ’er de fchoonfte  
 planken  in  de  waereld  uit zouden  koomen.  Onze  
 timmerman,  die  bij  ons  was,  zeide  dat  het  hout  
 naar  dat  van den  pek-pijnboom  geleek,  hetwelk  
 men ligter maakt met  het  fap door  infnijdingen  af-  
 tetappen en  misfchien  zou men  diergelijk  een middel  
 kunnen  vinden  om  dit  ligter  te  maaken,  en  
 dan  zouden  het  zulke  goede masten  zijn  als  geen  
 land in  Europa zoude  kunnen  opleveren.  Naardien  
 het  bosch  moerasfig  was;  konden  wij  niet  verre  
 in  hetzelve wandelen;  maar wij  vonden veele  andere  
 foorten  van  fchoone  boomen,  alle  ons  geheel  
 onbekend  ,  van  welke  wij  monfters  medenamen. 
 De  rivier  is  op  deeze  hoogte  zoo  breed als  de  
 Theems  te  Greenwich  en  het  getij van  den  vloed  
 zoo  fterk als  daar;  zij  is  wel  zoo  diep niet,  maar  
 daar is water genoeg  voor  fchepen van  eene  mid-  
 delbaare gpootte  en  een modder grond,  zoo  zagt,  
 dat  men  geene  fchade  zou kunnen  bekoomen met  
 op den wal  te  loopen. 
 Om