lijk en fomtijds het tegendeel, eindelijk begonnen
zij egter te handelen en wij booden aan hunne
wapenen van hun te koopen, welke enige van
hun zeiden te willen verhandelen; zij verkogten
ook twee derzelve ter goeder trouw, maar den
prijs , die voor een derde bedongen was, ontvangen
hebbende, weigerden zij het optezenden, maar
booden het weder voor eenen anderen prijs te
koop aan; daar wierd dan een tweede prijs ne-
dergelaaten, maar nog wierd het wapen terug gehouden
en daar wierd een derde prijs gevraagd;
toen dit met enige uitdrukkingen van misnoegen
en gevoeligheid geweigerd wierd, roeide de bedrieger,
met veele grappige tekenen van verachting
en uitdaaging zijne kano enige roeden van het
fchip* Naardien ik nu voorneemens was vijf of
zes dagen alhier te vertoeven, ten einde den over-
gang van Mercurius waarteneemen, was het voltrekt
noodzaaklijk om in het toekooihende alle
flegte-gevolgen voortekoomen, dit volk te toonen
dat wij ons niet ongellraft lieten mishandelen;
daar wierd dan met hagel op den dief gefchoten
en men dreef een’ kogel door den bodem van zijne
fchuit; hierop roeide hij omtrent vijf en twintig
roeden weg en tot onze groote verwondering
floeg het volk in de andere kanoos geen het minde
acht op hunnen gewonden makker , fchoon hij
flerk bloedde; maar keerde weder naar het fchip
en gong voort met de volmaaktfte onyerfchilligheid
en
én ongevoeligheid te handelen. Zij verkogten
ons nog verfcheidene van hunne wapenen zonder
enige andere pooging te doen om ons te bedriegen
voor eenen aanmerklijken tijd; ten Iaatflen
egter vond een van hun goed weg te roeijen met
twee verfchillende (lukken doek, die hem voor
hetzelfde 'wapen gegeeveri waren; toen hij omtrent
vijf en twintig roeden verre was, en zijnen
buit zeeker meende te zijn, wierd hem eene
fnaphaan - fchoot na gegeeven, die gelukkig zijne
fchuit juist gelijk met het water raakte en twee
gaten in de zijde maakte; dit zettede bem egter
flegts aan om met grooter fpoed met de riemen te
fpeelen en de overige kanoos pakten zig ook met
de uiterfte overhaasting weg. Als het laatfle blijk
dan van onze meerderheid fchooten wij eenen kanon
- kogel pver hen henen en daar was geen©
fchuit die Uil hield voor zij aan den wal waren.
Omtrent ten tien uuren gong ik met twee floepen
van boord om de baai te peilen en om naar
eene beter anker-plaats uittezien, zijnde de Huurman
in de eene floep en ik in de andere. Wij
voeren eerst over naar den npordlijken wal, va$
welken enige kanoos afïlaken om ons te gemoet
tekoomen; toen wij hen egter naderden, voeren
zij henen en nodigden ons hen te volgen; maar
ziende dat zij alle gewapend warén vond ik niet
goed hierin te bewilligen, maar begaf mij naar
den bodem van de baai, daar ik een dorp op eene
zeer