zelfde is; zij hebben egter, gelijk de vrouwen van
andere landen,; meer lugtige vrolijkheid en eenen
fterker vloed van dierlijke geesten dan de andere
kunne. Hun hair, zoo van het hoofd als den
baard, is zwart en hunne tanden zijn zeer regel-
ftiaatig en zoo wit als yvoir: de trekken van beiden
dê'kunnen zijn goed; zij fchijnen eene goede
gezondheid te bezitten en wij zagen veele, die
zeer oud fcheenen. De aart, zoo van de mannen
als vrouwen, is zagt en bedaard; zij behandelen
flkanderen met de tederfte genegenheidmaar
zijn onverzoenlijk tegens hunne vijanden, welke
z ij, gelijk ik hier, boven heb aangemerkt, nooit
bet leven fpaaren. Het zal misfchien, in den
eerften opflag, vreemd voorkoomen dat ’er, daar
zoo weinig bij de overwinning te verkrijgen is ,
zoo dikwerf oorlog is en dat elke kleine ftreek
van een land, door een zoo zagt en vreedzaam
volk bewoond, met alle de overige in vijand-
fchap ftaat. Maar misfchien is ’er onder'dit vd!k
meer met de overwinning te haaien dan in den
eerften opflag fchijnt en zij kunnen tot onderlinge
'vijandlijkheden aangezet worden door beweegredenen
, welke geene vriendfchap o f liefde in ftaat
is te wederftaan. Het blijkt uit het yerflag, dat
reeds van hun gegeeven is, dat hun voornaamst
voedzel visch is, die zij alleen op de zee-kust
kunnen bekoomen, en aldaar ook nog maar alleen
in genoegzaame hoeveelheid op zekere tijden
;
den ; de benden , die binnen ’slands woonen, zoo
Zij ’er zijn, en zelfs die welke zig op de kust onthouden,
moeten derhalven dikwijls in gevaar zijn
om van honger te fterven. Hun land brengt noch
fchaapen, noch geiten, noch varkens, noch
hoorn-vee voort; tam gevogelte hebben zij niet;
zij bezitten ook geene konst om de wilde in genoegzaame
hoeveelheid te vangen dat zij hun tot
voorraad kunnen dienen. Zoo ’er nu zijn , die
op zoodanige plaatfen leeven dat hun de gelegenheid
afgefneden is om visch te bekoomen, die met de
honden al hun dierlijk voedzel uitmaakt, hebben
zij niets om hun leven te onderhouden dan de ge-
wasfen, van welke reeds gefprooken is, en van
welke de voornaamfte zijn varen-wortel, yams,
coccos en aardappelen; als deeze door enig toeval
ontbreeken, dan moet de hongersnood ver-
fchriklijk zijn ; en zelfs onder de bewooners van
de kust moeten veele benden dikwerf bijna tot
dat uiterfte gebragt worden, hetzij door het mislukken
van het veld - gewas, of wanneer hun voorraad
van gedroogde visch verbruikt is in het jaargetijde
als ’er maar weinig visch te vangen is.
Deeze aanmerkingen zullen ons in ftaat ftellen om
reden te geeven niet alleen van het geduurig gevaar,
waarin het volk, dat dit land bewoont,
fchijnt te leeven, als men oordeelt naar de voorzorgen,
die het neemt om alle de dorpen te verder
ken, maar ook van de afgrijslijke gewoonte
van