
zeilden en dat ik Kaap Colville noemde, ter eere
van Lord c o l v j l l b .
Kaap Colville ligt op 36° 26' Breedte en op
1940 2 / Lengte; zij rijst regt uit zee tot eené
aanmerklijke hoogte en is te kennen aan eene
hooge rots, die aan de uiterfte punt van de Kaap
ftaat en die van eenen zeer grooten afftand kan gezien
worden. Van de Zuidlijke punt van deeze
Kaap loopt de rivier in eene regte lijn Z. ten O.
en is nergens minder dan drie zee-mijlen breed,
in de lengte van veertien zulke mijlen boven de
Kaap en daar vernaauwt zij zig tot eenen fmallen
llroom, maar blijft in dezelfde ftreek vlieten door
een laag plat land of breede valei, die evenwijdig
met de zee-kust ligt en van welke wij het eind
niet zien konden. Aan de oost - zijde van het
breed gedeelte van deeze rivier ïs het land vrij
hoog en heuvelachtig; aan de west-zijde is het
wat laag, maar het is geheel met groente en hout
bedekt en heeft het voorkoomen van zeer vrugt-
baar te zijn, fchoon ’er Hechts weinige kleine ftuk-
jens grond waren, welke bebouwd waren geweest.
Aan den ingang van het fmal gedeelte van de rivier
is het land bedekt met mangles-boomen en
andere heesters; maar verder op zijn onmeetlijke
bosfchen van misfchien het fchoonfte timmerhout
dat in de waereld is, van welk reeds enig,naricht
gegeeven is: op verfcheiden plaatfen ftrekt het
bosch zig uit tot op den kant van het water en
daar
daar het ’er enigzints van verwijderd ftaat, is de
tusfchenruimte moerasfig, gelijk op enige plaatfen
van de oevers van de Theems in Engeland:
het is waarfchijnlijk dat de rivier vischrijk zij;
want wij zagen op verfcheiden plaatfen paaien
Haan, om netten te zetten om visch te vangen,
maar van welke foorten weet ik niet. De grootr
fte diepce, die wij in deeze rivier gevonden hebben,
was zesentwintig vademen, die trapswijze
afnam tot anderhalven vadem: 4n den mond van
den ftroom van- zoet water is zij van vier tot drie
vademen, maar daar liggen groote ondiepten en
zand-banken voor denzelven. Een fchip dat tamelijk
diep gaat karn desniettegenftaande met den
vloed een goed eind deezer rivier opvaaren, want
hij rijst bijna tien voeten loodregt en bij nieuwe
en volle maan is het omtrent ten negen uuren hoog
water.
Zes mijlen binnen Kaap Colville, onder den
oostlijken wal, liggen verfcheiden kleine eiland-
jens, die, met het groot land, goede havenen
fchijnen te vormen , en over deeze eilanden, onder
den westlijken wal, liggen nog andere eilanden,
welke het waarfchijnlijk is dat ook goede havenen
zullen wezen: maar zoo ’er geene havens omtrent
deeze rivier zijn, is ’er egter goede ankergrond
overal öp dezelve daar genoegzaam diep
water is, want zij is tegens de zee befchut door
eene reeks eilanden van verfchillende grootte, die
L 3 dwarsch