
 
		ontdekten  wij  eene  opening  in het  rif,  dat  voor  
 het  eiland  lig t,  binnen  welk  t  u p i a  ons  zeide  
 dat  eene  goede  haven  was.  Ik  liet  het  egter  
 niet  geheel  op  zijn woord aankoomen, maar zond  
 den  Huurman  met  de  pinas  uit  om  het  te onderzoeken  
 :  weldra  maakte  hij  fein  dat  het  fchip  
 zou  volgen,  waarop  wij  dan  binnen  zeilden  en  
 op  twee  en  twintig vademen  waters  in  eenen zag-  
 ten  grond  het  anker  lieten  vallen. 
 De  inboorlingen  kwamen  wel  haast  naar  ons  
 toe  in  twee  kanos,  en  in  elke  kano  was  eene  
 vrouw  en  eene  bigge.  De>vrouw was,  naar wij  
 onderflelden  ,  een  teken  van  vertrouwen  en  de  
 bigge  was  een  gefchenk;  wij  ontvongen  beiden  
 met  behoorlijke  erkentenis  en  vereerden  elk  der  
 dames  een  drie  duims  fpijker  en  enige  glazen  ko-  
 raalen,  waarmede  zij  zeer  in  haaren  fchik  waren.  
 T u p i a   ,  die  altoos  veel  vrees  voor het volk  van  
 Bolabola  had  laaten  blijken,  verhaalde  ons  dat  
 het  dit  eiland  veroverd  had  en  dat  het,  als  wij  
 hier  bleeven,  des  anderen  daags  voorzeeker koo-  
 men  en  ons  bevegten  zoude.  Wij  beflooten  
 dan  zonder  uitftel  aan  wal  te  gaan,  terwijl  wij  
 van  daag  zulks  nog  niet  te, vreezen  hadden. 
 /   .  Ik  gong  dan naar  land,  in  gezelfchap  van  den  
 Heer  b a n k  s ,  Dottor  s o l  a n d e r   en  de  andere  
 heeren,  en  t u p i a   was  ’er  ook  bij.  Hij  
 leidde  ons in  met  het  herhaalen van  dezelfde pleg-  
 tigheden,  welke  hij  te  Huaheine  verrigt  had, 
 waar» 
 waarop  ik  eenen  Engelfchen wimpel  opheiste  en  
 van  dit  en  de  drie  nabuurige  eilanden Huaheine,  
 Otaha  en  Bolabola,  die  alle  'in  het  gezigt  van  
 elkanderen  lagen,  bezit  nam  in  naam  van  Zijne  
 Groot - Brittannifche  MajeHeit.  Toen  deeden wij  
 eene  wandeling  naar  eene  groote Mor a i,  Tapo-  
 deboatea  genaamd.  Wij  vonden  dezelve zeer ver-  
 fchillende  van  die  te  Otahiti,  want  zij  beftond  
 flegts  uit  viermuuren,  omtrent  agt voeten hoog,  
 van  koraal - fteenen  ,  van  welke  enige  van  eene  
 ontzagchelijke  grootte  waren,  die  een  vak  van  
 omtrent  vijf  en  zeventig  voeten  in  het  vierkant  
 inflooten,  welke  met  kleiner  lleenen  gevuld was:  
 op  den  top  waren  verfcheiden  planken  op  hunne  
 einden  opgezet,  die  in  hunne  geheele  lengte hefteden  
 waren:  op  eenen  kleinen  afftand  vonden  
 wij  een  altaar,  o f Ewhatta,  op  welk  de  laatfte  
 offerhande  lag,  namelijk  een  varken  van  omtrent  
 tagtig  ponden  zwaarte,  dat  in  zijn  geheel  geofferd  
 en  zeer  zindelijk  gebraaden  was.  Daar waren  
 ook  vjer  of vijf Ewharre - no - Eatua  of Gods-  
 Huizen,  aan  welke  draagftokken vastgemaakt waren, 
   gelijk  die,  welke  wij  te  Huaheine  gezien  
 hadden.  De  Heer  b a n k s   onderzogt  een  der-  
 zelve  met  ’er  zijne  hand  in  te  Ikeken  en  vond  
 een  bondel  omtrent  vijf  voeten  lang  en  een’  voet  
 dik,  in matten  gewonden:  hij  brak  met zijne vingers  
 een  gat  door  verfcheiden  deezer  matten,  
 maar  kwam  eindelijk  aan  eene,  die  van  de  veze