
 
		koelte  uit  het  Noorden;  doch,  fchoon  wij  op  
 geenen  grooten  afftand waren,  was  het weder eg-  
 ter  z6o  dampig,  dat wij  niets  duidlijk  op  hetzelve  
 zien konden *  behalven,  eene ket§n  hooge  bergen, 
   niet  verre  van  zee  liggende  en  evenwijdig  
 aan  de  kust*  die  zig  hier  Z.  ten  W.  en  N.  ten  
 Ö.  uitftrekt  en  naar  het  Zuiden  in  eene  hooge  
 fteile  punt  fcheen  te  eindigen.  Des  avonds  
 ten agt uuren  waren  wij  regt over die  punt;  doch  
 naardien  het  toen  donker  was  en  ik  niet wist wer-  
 waarts  het  land  ftrekte,  maakten  wij  een  bijlegger  
 in  den  nacht.  Te  deezen  tijd  lag  de  punt  
 westwaarts omtrent vijf Engelfche mijlen  van  ons;  
 onze  diepte  was  zeven  en  dertig  vademen  en  de  
 grond  beftond uk  kleine  kei - fteentjens. 
 Met  den  dageraat,  toen  wij  onder zeil  gongen,  
 was  de  punt  drie  mijlen  ten  Noorden  van  ons  en  
 nu bevonden wij  dat het  land van  dezelve af Z. W.  
 ten W.  krek te,  zod verre wij  zien  konden.  Dee-  
 ze  punt noemde  ik Kaap  Saunders,  ter  eere  van  
 den  Heer  C h a r l e s   s a u n d e r s .  Wij  waren  
 toen  op 45°  35' Zuider Breedte en  op  189° 4' Wester  
 Lengte.  Deeze Kaap  zal  bij  de  breedte  en  de  
 hoeken,  die  de  kust  vormt,  genoegzaam  gekend  
 worden;,  daar  is  egter,  omtrent  drie  of vier  mijlen. 
  naar  het  Zuid - Westen  van  dezelve y  en  zeer  
 digt aan de zee- k u s te en   aanmerklijke  berg  in  de  
 gedaante  van  een  zadel,  die  een  goede  wegwijzer  
 naar  dezelve  van  die  zijde  is.  Van  eene 
 mijl 
 mijl  tot  vier  mijlen  ten  noorden  van Kaap  Saunders  
 vormt  de  kust  twee  of  drie  baaien,  waarin  
 goede  ankerplaatfen  fcheenen  te  zijn  en  eene  
 zeekere  befchutting  tegens  de  zuid-westen  westlijke  
 en  noord-westlijke  winden;  maar mijn  verlangen  
 om  zuidwaarts  te  ftevenen,  ten  einde  zee-  
 kerheid  te  erlangen  of  dit  land  een  eiland  of een  
 vast  land ware,  belettede  mij  in eene  denzelve  in-  
 teloopen. 
 Wij  hielden  ons  deezen  geheelen  voormiddag  
 op  eenen  kleinen  afftand  van  den  wal,  met  den  
 wind  Zuid - West  en  wij  hadden een  zeer  duidlijk  
 gezigt  van  denzelven;  de  kust  is  tamelijk hoog,  
 en de grond is doorfneden  met veele heuvelen, die  
 groen en met  hout bezet zijn; maar wij  zagen geen’  
 ichijn  van  bewooneren.  Op  den middagwas Kaap  
 Saunders N. 30 W. omtrent vier mijlen van ons. Wij  
 hadden veranderlijke winden en  ftilte tot des avonds  
 ten vijf uuren,  wanneer de wind  in  het W,  Z. W.  
 bleef  ftaan  en  welhaast  woei  het  zoo  fterk,  dat  
 onze  topzeilen  uit  de  lijken  woeien  en  het  voorzeil  
 geheel  in  ftukken  fcheurde:  na  dat  wij  een  
 ander aan de  raa  aangeflaagen hadden,  bleeven wij  
 zuidwaarts  ftevenen  onder  twee  onderzeilen,  en  
 den  volgenden morgen  ten  zes uuren was  het zuidlijkst  
 land  in  het gezigt W.  ten N.  en Kaap Saunders  
 N.  ten W.  agt  mijlen  van  ons:  op  den middag  
 was  zij N.  ao W.  veertien  mijlen  van  ons  en  
 onze  Breedte  was bij  waarneeming  46°  36'.  De 
 R  3  vlaag