
z ij, die zoo gewoon zijn geworden een mensch-
lijk lighaam voor eenen maaltijd te bereiden, dat
?ij met zoo weinig gevoel eenen dooden kunnen
opfnijden als onze keukenmeiden een dood konijn,
zoo weinig afgrijzen zouden gevoelen van het begaan
van een moord als van het befteelen van een
zak en gevolglijk iemand zijn leven met even zoo
weinig wroeging zouden ontneemen als zijn geld,
zoo dat de menfehen, onder deeze omftandighe-
den, moordenaars zouden worden door die ligte
verzoekingen, die hen nu tot dieven maaken.
Zoo iemand twijfelt of deeze redeneering door-
gaa, zoo laat hem zig zelven afvraagen of hij,
naar zijne eigen gedagten, niet veiliger zoude
zijn met eenen mensch, die een fterk afgrijzen
heeft van iemand het leven te beneemen , hetzij als
«en gevolg van een natuurlijk inftimft, dat hij niet
onderdrukt heeft, of uit een vroeg opgevat
-vooroordeel, dat eenen bijna even gelijken invloed
heeft,-dan in de raagt van eenen, die, in verzoe-
Jdng koomende om hem te vermoorden, alleen
•door beweegredenen van eigen belang wederhouten
zoude worden; want hier toe kunnen alle beweegredenen
die enkel van plicht koomen, gedraagt
worden, naardien zij of op hoop van goed,
o f op vrees voor kwaad moeten uitloopen.
De toeftand en omftandigheden egter van dit
Arme volk, zoo wel als deszelfs karakter, zijn
gunftig voor degeene-, die zig tot eene volkplan-
t ling
ting onder hen zullen nederzetten.- Hun toeftand doet
hen befcherming behoeven en hun karakter maakt
het gemaklijk door vriendlijkheid hunne vriend-
fchap te winnen, en wat men ook zeggen mag ten
voordeele van pen wild leven onder volk, dat in
eene wellustige ledigheid van de mildheid der natuur
leeft, de befchaaving zou zeekerlijk een zeggen
zijn voor hun , voor welken zij zoo gierig ge-
I weest is, dat zij hun naauwlijks hun beftaan ver-
fchaft en die èlkanderen eeuwig met geweld vernielen,
als het eenigst middel om niet van honger
te fterven. I Dit volk, aan den oorlog gewoon, uit welke
oorzaak zulks dan ook kwame, en uit gewoonte
alle vreemdelingen als vijanden .befchouwende*
was altoos gereed om ons aantetasten, als zij niet
wederhouden wierden door onze baarblijklijkd
meerderheid. In het eerst hadden zij geen denkbeeld
van enige andere meerderheid dan die van
1 het getal, en als deeze aan hunne zijde was, be-
fchouwden zij alle onze vriendfehaps betoöningen Ials konstgreepen van vrees en list, om hen te misleiden
en ons zelve te behouden; maar toen zij
eens van onze; magt overtuigd waren, na ons zco
getergd te hebben dat wij van ons fchietgeweer
gebruik moesten maaken, fchoon flechts met hagel
igelaaden, èn van onze goedertierenheid, door- dien wij zulke vreeslijke wapenen niet gebruikten
dan tot onze eigen verdediging, wierden zij in
V 2 eens