
 
		zijn  voornamelijk  pinguïns en  albatrosfen,  en  enige  
 weinige  andere  foorten,  van  welke  bij  gele-  
 genfcgJid  in dit  reis-verhaal  is  gewag gemaakt. 
 .  Geene vaten  hebbende, waarin water kan gekookt  
 worden,  beftaat hunne  kookerij  geheel  in  bakken  
 en braaden.  Zij bakken  omtrent  op  dezelfde wijze  
 als  de  inwooners  van  de  Zuid-zee  en  bij  het  
 verflag,  dat  reeds  gegeeven  is  van  hunne  wijze  
 van  braaden,  behoeft  alleenlijk  nog  gevoegd  te  
 worden  dat het  lang  fpit,  waaraan  zij  het vleesch  
 fteeken,  fchuinsch  naar  het  vuur  gezet  wordt,  
 .door eenen  fteen  tegens  het  onderst  eind  te plaat-  
 fen  en  het omtrent het  midden met eenen  anderen  
 •fteen  të  onderftutten,  welken  laatften  zij  minder  
 of  meerder  van  het eind, verwijderen-,  naar maate  
 zij  de  fchuinste  willen  vermeerderen  of  verminderen. 
 c  Naar  het  noorden  zijn,  gelijk  ik  gezegd  heb,  
 .akkers met  yams,zoete  aardappelen  en  coccos  be-  
 poot,  maar  naar  het  zuiden  zagen  wij  ’er geene;  
 de  inwooners  van  dat  gedeelte  van  het land  moeten  
 dan  ook  geheel  beftaan  van  varen  wortel  en  
 ■ visch  ,  behalven  den  fehaarfchen,  en  toevalligen  
 voorraad,  welken  zij  van  zee-vogelen  en  honden  
 kunnen  bekoomen;  en  dat yaren-wortel  en  visch  
 niet  in  alle  jaargetijden  te  krijgen zijn,  zelfs  op  de  
 zee-kust  en  op  de  nabuurige  heuvelen  , .  blijkt  
 klaar uit den voorraad van  beiden,  dien wij  droog 
 op» 
 opgelegd  zagen  en  de  onwilligheid,  welke  fom-t  
 mige  hunner  toonden  om  ’er  iets  van aan  ons  te  
 verkoopen, als wij  ’ervan  hebben wilden,  ten  min-  
 ften  de  visch,  om  tot  fcheeps-voorraad  te  be-  
 waaren;  en  deeze  bijzonderheid  fchijnt  mijn  gevoelen  
 te  bevestigen  dat  dit  land  naauwlijks  het  
 tegenswoordig  getal  zijner  inwoonèren  kan  voe-  
 aden,  die  door  honger  tot  geduurige  vijandlijkheden  
 aangezet  worden  ,  die  hen  natuurlijk  noopt  
 om  de  lijken  van degeene,  die  in  den  ftrijd  fneu-  
 vclen,  op  te  eeten. 
 Water is'hun  algemeene  en eenigfte  drank,  zog  
 verre  wij  ontdekken  konden,  en,  zoo  zij  inde-  
 daadgeen  dronken  maakende  dingen hebben,  zijn  
 zij  in  dit  ftuk  gelukkiger  dan  alle  andere  yolke-  
 ren,  welke  wij  tot  nog  toe  gezien,  of van welke  
 wij  gehoord  hebben.  . 
 Naardien  onmaatiglieid  en gebrek aan lighaams-  
 oefening  misfchien  dé  eenigfte  bronnen  van  de  
 gevaarlijke,  zoo  wel  als  fleepende  ziekten  zijn,  
 kan  het niet vreemd  dufiken. dat  dit volk  eene vol-  
 koomen  en onafgebrooken  gezondheid  geniet:  in  
 alle  onze  bezoeken  aan  hunne  fteden,:  daar  oude  
 en  jonge,  mannen  en  vrouwen  rondom  ons  te  
 zaamen  fehoolden,  door  dezelfde  nieuwsgierigr  
 heid,  welke  ons  aanzettede  om  hen  te bekijken?  
 aangedreven,  hebben  wij  nooit  iemand  gezien,  
 die  enig  lighaamlijk. ongemak  fcheen  te  hebben  
 X  *  .1 m ,