
 
		hiti  te vermangelen:  zij  waren  enigen  tijd  op  het  
 laatfte zeer gezet en  g^ven  het  Indiaansch  doek  de  
 voorkeur  boven  dat  van  Europa;  maar voor  den  
 avond viel het  vijf honderd  ten  honderd in waarde.  
 Ik  nam  verfeheiden  van  deeze  Indiaanen  aan boord  
 en  liet  hun  het  fchip met  al  deszelfs  toeftel  zien,  
 waarover  zij  zoo wel hun  genoegen als  hunne verwondering  
 te  kennen  gaven. 
 Naardien  ik  het  zeer moeijelijk  vond water  aan  
 boord  te  krijgen,  ter  oorzaake van  de  zwaare  golf  
 die  op Hand  floeg,  befloöt  ik  mij  niet  langer  aan  
 deeze  plaats  optehouden;  ik  liet  dan den volgenden  
 morgen  omtrent vijf uuren  het anker  ligten  en  
 liep  in  zee. 
 Deeze  baai,-  die  bij  de  inboorlingen  den  naam  
 van  Tegadoo  draagt,  ligt  op  de  Zuider  Breedte  
 van  38?:  10',  doch  naardien  zij  niets heeft dat haar  
 verkieslijk  maakt,  vind  ik  het  onnodig  eene  be-  
 fchrijving van dezelve,  te  geeven. 
 Ik  was  voorneemens  van  deeze  baai  Noordwaarts  
 te  flevenen,  doch,  naardien  de  wind vlak  
 regens was,  kon  ik niet  vorderen.  Terwijl  ik  bezig  
 was  regens  den  wind  op  te  werken,  kwamen  
 enige  van  de inboorlingen aan  boord  en zeiden  mij  
 dat  ’er  in  eene  baai,  die  een  weinig; Zuidlijker  
 lag,  dezelfde,  die  ik  den  dag  dat  ik  ,in  de  baai  
 Tegaioo  gekoomen Was,niet had  kunnen bezeilen,  
 uitmuntend  water  gevonden  wierd  en  dat  ’er  de  
 floepen  landen  konden,  zonder  dat  zij  voor branding 
 ding  behoefden  te  vreezen.  Het  kwam  mij  dan  
 raadzaamer  voor  in  die baai  in  te loopen,  daar  ik  
 mij  verder genoegzaam  van water  kon voorzien  en  
 verdere  onderhandelingen  niet  de  Indiaaiien  kon  
 aangaan,  dan  zee  te  houden.  Met  dit  inzigt  zer-  
 tede  ik  liet  ’er  naar  toe  en zond  ’er  twee  floepen  
 in ,  wel bemand en  gewapend,  om  de  water-plaats  
 opteneemen 5  vermits  zij  bij  haare  wederkomst  
 het  bericht  van  de  Iiidiaanen  bevestigden,  kwam  
 ik  omtrent  ten  een uur  ten  anker  in  elf vademen  
 water,  in eenen goeden  zandachtigen  grond,  hebbende  
 de  Noordlijke  punt  van  de  baai N.  ten  O.  
 én  de  Zuidlijke  punt  Z.  O.  van  mij.  De  waterplaats  
 ,  die  in  eenen  kleinen  inham  een  weinig  
 binnen  de  zuidlijke  punt  van  de  baai  was,  lag  
 Z.  ten  O.  op  omtrent  eene  Engelfche  mijl  af-  
 ilands  van  ons.  Daar  kwamen  onmiddelïjk  vee-  
 le  kano os  van  den  wal  en  alle  dreeven  zeer  eerlijk  
 handel  en  kogten  van  ons  Otahitisch  doek  
 en  glazen  flesfehen,  op  welke zij  onmaatiglijk  verzot  
 waren. 
 Den  drie  en  twintigften  in  den  agtermiddag,  
 zoo  dra  het  fchip  vertuid  was,  ,voer ik  naar den  
 wal  om  de  water-plaats  te  bezigtigen,  van  den  
 Heer  b a nk s   en  Doftor  s ol ander   verzeld:  
 De  floep  landde  in  den  inham  zonder  de  minde  
 branding;  het  water  was  zeer  goed  en  op -eene  
 gemaklijke  plaats;  daar  was  overvloed  van  hout  
 op  de  hoogte  van  de  tekenen  van  hoog water en  
 G  4  de