I3<> INov. 1769] REIZE ROND OM
nen uit waren, zag het volk, dat bij dé floepen
gebleven was, twee Indiaanen die gefchil hadden
en vogten: zij begonnen het gevegt met hunne
lanfen, maar enige bejaarde mannen kwamen tus-
fchen- béiden-, namen de lanfen weg en. lieten hen
het. gefchil als Engelfehen met- dé .vuist befleg-
ten: zij vogten enigen tijd lang met groote kragt
en. hardnekkigheid „ t maar alle deinsden langzaa-
ïnerhand' af agter een-.heuveltjen, zoo.dat ons volk
den uitflag van hetigèvogt niet zien- kon.
In den morgén! wlerd de groote floep andermaal
afgezonden' om in de -baai te visfehen en een officier.
ipet de? zee - földaaten en eene. bende volks
om hout te kappen en den zegen te trekken. De
Indiaanen aan den wal feheenen zeer. vreedzaam en
ondérdaanig en wij hadden reden om te gelooven
dat. hunne wooningen zeer verre af. waren, want
wij zagen geene huizen en bevonden dat zij onder
de. ftruiken fiiepen: de haai, is: waarfchijnlijk eene
plaats, daar zij dikwijls met. benden koomen om
fchulp-visfchen te raapen, van welke zij eene ongelooflijke
menigte óplevert, want waar wij gon,-
genr, hetzij , op de bergen of in de valeieri, in de
•bosfehen of in de vlakten, overal vónden wij
groote bó-open. fehulpen ,;. dikwijls veele Wagen-
vragten bij. elkand'eren, van welke fommige zeer
oud en andere nog yersch feheenen. Wij zagen
hier geene .bebouwde landen, niaar .het land had
«en dor woest voorkoomenj de kruinen der bergen
geil waren groen, maar daar groeide nietS- dan
eene groote foort van varen,, van welker wortelen
de, inboorlingen groote menigten bijeen verzameld
hadden om die met zig te neemen, In
deu.avond wandelde de Heer bajjks ,hmg$ de ïin
vier o p d i e aan haaren mond zig fraai en breed
vertoonde, maar die op den affland van omtrent
twee Engelfche mijlen niet diep genoeg was om.
de voeten te bedekken en het land was van binnen
nog dorrer dan aam den zee-kant... Met den
zegen en liet fchrob-net waren wij dien dag niet
gelukkiger dan den voorigen „, maar de Indiaanen-
vergoedden deeze mislukking enigermalte- door
ons verfcheiden manden niet visch te -brengen ,
fommige droog en andere vcrseli. klaar gemaakt *
hij was wel is waar juist niet Wan de beste, maar
ik liet egter alles koopen om den handel, aante-»
moedigen., 1
Den zevenden was het weder zoo flegt dat niemand
van ons van boord gang, ook kwamen ’er
geene Indiaanen. aan het fehip. Des anderendaags
zond ik eene bende volks .tiaar land om hout ei$
water te haaien,, én , terwijl zij weg.waren, kwa*
men’er. verfcheiden kanoos van deti wal,' in eene
van., w e f e onze .vriend thdiaya. was;: zoo. dra
hg met zijne kano tegens het fdisp! lag, zag hij
twee kanoos van de overzijde, van. de buai koa*
men, waarop hij zrg met . alle zijne kanoos met
jdleh haast naar den wal begaf y terwijl Jhij om
I 2 Zei*