behulp van een flaauw luchtjen, dat nu en dan uit
het Z. W: kwam, was ik in Haat het fchip regt te
houden. Op den middag was het noordlijkst land
in het gezigt omtrent tien mijlen N. O. ten O .'O ,
van ons; onze Breedte was, bij rekening, 40° 55'
Zuid; onze Lengte van Kaap IVest 6° 35'. Oost.
Van deezen tijd af hadden wij ligte koeltjens uit
het Zuiden met tusfchenpoozen van ftilte tot den
drie en twintigften op den middag, wanneer pnze
Breedte bij waarneeming 40° 36' ^o" Zuid en onze
Lengte 6°; 52' Oost van Kaap West was. De
oostlijkfte land-punt in het gezigt was zeven mijlen
O. 10 N. van ons en eene fteile Kaap of
punt, over welke wij den dag te vooren op den
middag geweest waren, en omtrent welke enige
klippen boven water lagen, was Z, 18 W. zes
mijlen van ons. Deeze punt noemde ik Klippen
Punt. Onze Breedte was nu 40° 55' en, daar
wij nu ten naasten bij de gantfche noord-westlijke
kust. van Tovy Poenammoo zijn langs gevaa-
ren, zal ik enig verflag van het aanzien van het
land geeven.
Ik heb reeds aangemerkt dat op den elfden, toen
wij aan het zuidlijk gedeelte waren, het land,
dat wij zagen, oneffen én bergachtig was, en daar
is veel reden om te denken dat dezelfde keten
bergen langs de geheele lengte van het eiland
loopt, Tusfchen het westlijkst land, dat wij dien
dag zagen, en het oostlijkst, dat wij den dertientienden
in het gezigt hadden, is eene ruimte van
omtrent zes of agt mijlen, van welke wij de kust
niet zagen, fchoon wij de bergen binnen ’s lands
duidlijk onderfcheidden. De zee- kust bij Kaap
West is laag, zeer fchuinsch en trapswijze oploo-
pende tot aan den voet van het gebergte en op de
meeste plaatfen met houtgewas bedekt. Van de
V ijf vingeren punt tot op de Breedte van 440 20'
is eene fmalle ftrook heuvelen, die regtflreeks uit
zee oprijst en met houtgewas bedekt is: digt agter
deeze heuvelen zijn de bergen, die zig in eene
andére keten van eene verbaazende Jioogte uit-
flrekken en uit rotfen beftaan, die gantsch dor en
kaal zijn, uitgezonderd daar zij met fneeuw bedekt
zijn, die op verfcheiden plaatfen op dezelve
in groote vakken gezien wordt en die waarfchijn-
lijk daar gelegen heeft zedert de fchepping der
waereldj een ruuwer, hobbeliger en woester gezigt
dan dit land van den zee-kant oplevert kan
men met geehe mogelijkheid bedenken; want zoo
verre binnens lands als het oog reiken kan, vertoont
zig niets dan de toppen van rotfen , die
zoo digt bij elkanderen öaan, dat ’er, in plaats
van valeiën, flechts fpleeten tusfchen beiden zijn.
Van de Breedte van 440 20' tot de Breedte van 42°
8'liggen deeze bergen verder binnen ’s lands en
de zee kust beflaat uit boschrijke bergen en dalen
van verfchillende hoogte en uitgeftrektheid en
heeft veel fchijn van vrugtbaar te zijn ; verfcheL
$ 3 den