Pl.XVI
d€ In w o n e r s T a n l^ ie iiw - g e l a n d .
D E W A E R E L D . [Maan 1770] 327
wel aan het gedeelte dat den bodem uitmaakte en
waren ’er jnet veel behendigheid en fterkte aan
vastgehecht. Daar waren veele banken van boord
tot boord gelegd, aan welke zij aan wederzijde
wel vastgemaakt waren, als eene Hevigheid voor
het vaartuig. Het verfierzel aan de boeg Hak vijf
o f zes voeten buiten het lighaam van de boot uit
en was omtrent vier en eenen halven voeten hoog;
het verfierzel aan de agterfteven was aan dat eind
vastgemaakt als de agterfteven van een fchip op
de kiel ftaat en was omtrent veertien voeten hoog
en anderhalven duim dik. Beiden ■ beftonden uit
planken van fnijwerk, veel beter van tekening dan
van uitvoering. Alle hunne kanoos , behalven
enige weinige te Opoorage of in Mercurius baai,
die uit een enkel ftuk beftonden, en door het
vuur waren uitgehold, waren volgens dit plan gebouwd
en weinige zijn minder dan twintig voeten
lang; enige van de kleinfte foort hebben uitleggers
, en fomtijds zijn ’er twee aan elkanderen
gevoegd, maar dat is niet gemeen. Het fnijwerk
van de verfierzelen op de voor- en agterfteven
van de kleine kanoos , die alleen tot visfchen
fchijnen beftemd te zijn, vertoont de gedaante van
eenen man met een aangezigt zoo lelijk als men
zig verbeelden kan, en eene monfterachtige tong
uit zijnen mond fteekende, met witte fchulpen,
zee-ooren genoemd, tot oogen in zijn’ kop ge-
ftooken. Maar de kanoos van betere foort, die
X 4 hun;