
 
		gen te zijn  en  een gedeelte  van  de  zuid-westzijde  
 van  de  ftraat  uktemaaken;  het  land  aan  de  overzijde  
 fcheen  oostwaarts wég  te wijken,  zoo  verré  
 het  oo*  reiken  kon;  en  in  het  zuid-oosten  vertoonde  
 zig eene  opening  in  zee,  die  de  oost - kust  
 befpoelde:  aan  de  oost-zijde  van  het  kanaal  zag  
 ik  öok  enige  eilanden,  welke  ik  bevoorens  voor  
 een  gedeelte  van  het  groot  land  had  aangezien.  
 Deeze ontdekking gedaan  hebbende ,  klom  ik  den  
 berg weder af,  en  zoo dra  wij  enige ververfching  
 genoomen  hadden  s  vertrokken  wij  om  naar  het  
 fchip  terug te  keeren.  Wij  namen  onder  weg de  
 havenen  en  inhammen  op *  die  agter  de  eilanden  
 liggen,  welke  ik  van  den  berg  ontdekt  had,  en  
 zagen  een oud dorp,  in  hetwelk veele  huizen  waren  
 ,  die lang  verlasten  fcheenen  te  zijn  geweest;  
 wij  zagen  ook een  ander  dorp,  dat bewoond was,  
 maar de  dag was  te verre  verlöopen  voor  ons  om  
 het  te  gaan  bezoeken,  waarom wi j ,  zoo  fpoedig  
 ons  mogelijk  was,  naar  het  fehip  keerden  ,  dat  
 ■ wij  des  avonds  tusfchen  agt  en  negen  uuren  bereikten. 
 Den  dag  van  den  drie  én  twintigflen  befteedde  
 ik  om  de  plaats verder  opteneemen  en  op een van  
 de  eilanden,  op welk  ik landde,  zag  ik vèele  huizen  
 ,  die  lang  verlaaten  fcheenen  geweest  te  zijn  
 en  geen  fchijn  van een  eenigeh inwooner. 
 Den  vier  en  twintigften  gongen  wij  onZe Vrienden  
 bezoeken  in  de  Heppah  of  het  dorp  op  de 
 punt 
 punt van  het  eiland ;  digt  bij  de  plaats  daar  het  
 fchip  lag,  dezelfde  die  naar  ons  toe  gekoomen  
 waren;  toen  wij  eerst  in  de  baai  kwamen.  Zij  
 ontvongen  ons  met  het  grootst vertrouwen  en  de  
 uiterfte  beleefdheid,  en  lieten  ons  alles  in  hunne  
 wooningen  zien,  welke gemaklijk  en  net  waren.  
 Het  eiland  of  de  rots;  waaróp  dit  vlek  ligt,  is  
 van  het groot  land  gefcheiden  door  eene  bres  of  
 fpleet;  zoo  fmal  ;  dat  een  man  er  bijna  zoude  
 kunnen  over  fpringen:  de  zijden  van  dezelve  zijn  
 overal  zoo  (teil,  dat  ’er de  kunftigé verfchansfing  
 van  dit  volk  bijna  onnodig  door wordt:  daar was  
 egtér  een  enkel  ligt  ftaket - werk  en  een  klein  vegt  
 flellaadjen,  naar  dat  gedeelte  van  de  rots,  daar  
 de  toegang minst moeijelijk was. 
 Het  volk;  dat  hier was,  bragt  óns  verfcheideii  
 menfchen - beenderen;  van  welke  zij  het  vleesch  
 afgegeeten hadden  en die  zij  ons  te  koop  veilden $  
 want  de nieuwsgierigheid van  diegeene  onder  ons;  
 die zulke beenderen gekogt hadden; als gedagtenis-  
 fen  van  eene  afgrijslijke  gewoonte;  welke Veële$  
 ondanks  deverhaalen  der  reizigers,  betuigd  hébben  
 niet  te  gelooven,  had dezelve  een  artijkel  vart  
 koophandel  gemaakte  In  een  gedeelte  vafl  dié  
 vlek  zagen wij;  niet  zonder  enige  verwondering *  
 een kruis,  van gedaante  als  een  crucifix;  het was  
 met  vederen  verfierd  en,  toen wij  vroegen waarvoor  
 het  opgerigt ware;  antwoordde men  ons  daé  
 het  een  gedenkteken  was  voor  iemand  die  dood  
 II.  Deel.  P  Vf&zi