*6 [Jug. 1769] R E I Z E R O N D O M
naakt, gelijk ook de borst tot aan de oxelen;
van daar waren zij naar beneden met zwart doek
bekleed, dat digt om het lijf floot; ter wederzijde
van de borst, naast den arm, was eene kleine
pluim van zwarte vederen geplaatst, even als
'de juffers bij ons een ruiker draagen; op haare
heupen lag eene menigte doek zeer dik geplooid,
dat tot de borst naar boven flak en verder in
lange rokken naar beneden hong, die haare voeten
geheel bedekten en welke zij met zoo veel
■ behendigheid flingerden als onze opera - dansfe-
.resfen; de plooien boven den middel waren beurtelings
bruin en wit, terwijl de benedenfte rokken
geheel wit waren.
In deeze kleeding flapten zij ter zijde met af~
gemeeten fchreden, en zeer wel de maat houdende
op het geluid der trommelen, die fnel en
luid geflaagen wierden; kort daarop begonnen zij
haare heupen te fehudden, en deelden de plooien
van doek, welke op dezelve lagen, eene zeer
fnelle beweeging mede, die eniger maate aanhield
geduurende den geheelen dans, fchoon het lijf
in verfchillende geflalten geworpen wierd, dan
flaande, dan zittende, en dan op haare knieën
en elleboógen rustende, terwijl ook haare vingers
zig roerden met eene bijna onbegrijplijke
fhelheid, De behendigheid der dansferesfen en
het vermaak der toekijkers beflonden egter veel
in de dartelheid van haare geflalten en gebaerden,