
kwamen zij weder op de rotfen en , in het water
waadende, yerzogten zij ernfHglijk weder aan
boord genoomen te worden; maar ..het volk in de
floep , Heilige bevelen hebbende hen te verlaaten,
kon hierin niet bewilligen» Wij waren zeer oplettende
op hetgeen ’er aan land omging en aanhoudend
met onze verrekijkers een waakend oog
houdende, zagen wij eenen man op een ander vlot
de rivier overHeeken en hen overhaaien naar eene
plaats, daar veertig of vijftig inboorlingen vergaderd
waren, die rondom hen zaamen fchoolden
en aldaar tot den avond bleeven: toen wij hen in be-
weeging zagen, keeken wij nog eens naar hen en
konden duidlijk onze drie gevangene onderfchei-
den , die zig van de overige afzonderden , naar
het flrand af kwamen en, drie maaien met hunne
handen naar het fchip gezwaaid hebbende,: vlug
terug liepen en zig bij hunne medgezellen vervoegden
, die op hun gemak weg gongen naar dien
kant, daar de jongens gezegd hadden dat hunne
woonplaats was; wij hadden dan de grootfte re-*
den om te denken dat hun geen leed gcfchieden
zoude, vooral daar wij befpeurden dat zij henen
gongen met die klederen aan, welke wij hun ge-
geeven hadden.
Toen het donker was, hoorden wij aan den
wal in het diepfle van de baai, als naar gewoonte,
verfcheiden Hemmen zeer luid fchreeuwen,
waar van wij de betekenis nooit hebben kunnen te
weeten koomen. D E R D
E R D E H O O F D S T U K .
Befchrijving van de Armoedige Baai en het
aanzien van het omliggend land. Tocht van
daar tot Kaap Keerweêr en terug naar
Tolaga. Ferflag van het volk en het land.
Enige voorvallen aan dat gedeelte van de
Kust.
D e n volgenden dag, des morgens ten zes uuren,
ligteden wij het anker en verlieten deeze ongelukkige
en ongastvrije plaats, welke ik den naam
van Poverty Bay of Armoedige Baai gaf en die
bij de inboorlingen Taoneroa of het Lange Zand
genoemd wordt; ik benoemde haar aldus, omdat
zij ons geen enkel Huk opleverde van hetgeen wij
nodig hadden, uitgezonderd een weinig hout. Zij
ligt op de Zuider Breedte van 38° 42.' en op de
Wester Lengte van 1810 36"; zij heeft de gedaante
van een hoef - ijzer en is te herkennen aan een
eiland, dat digt onder de Oostlijke punt ligt: de
twee punten, die den mond uitmaaken, zijn hoog
met flerke witte klippen bezet en liggen anderhalve
of twee mijlen van elkanderen, in de flrekking
van N. O. ten O. en Z. W. ten W .: de diepte
van het water in de baai is van twaalf tot vijf vademen
en levert eene goede ankerplaats in eenen
E 4 zan