
 
		fchrokken  m'anfchappen  de  gantfche  magt,  die  
 een  volk,  ’t  welk  geene  andere  wapenen  kent  
 dan  die,  welke  hier  in  gebruik  zijn,  tegens  dezelve  
 zoude  kunnen  aanvoeren,  weêrllaan  zoude. 
   Zij  fcheen  tegens  eene  belegering  van  alles  
 wel  voorzien  te  zijn,  behalven  van  water; wij  
 zagen  groote  hoopen  varen - wortelen,  die  zij  als  
 brood  eeten,  en  hoopen  gedroogde  visch;  maar  
 wij  konden  niet  merken  dat  zij  enig  zoet  water  
 nader  bij  hadden  dan  in  eene  beek,  die  digt  langs  
 den  voet  van  den  heuvel  voorbij  vliet:  of  zij  nu  
 enig  middel  weeten  om  het,  geduurende  eene  
 belegering,  van  deeze  plaats  te  haaien,  dan  of zij  
 het binnen  de werken  in  kalebasfen  of andere  vaten  
 kunnen  opleggen,  konden  wij  niet  te weeten  
 koomen  ;  zij  moeten  zeekerlijk  het  een  of  ander  
 middel  weeten  om  deeze  onontbeerlijke  behoefte  
 voor  het  levens  onderhoud  te  krijgen,  want  
 anders  konde  het opleggen  van  gedroogde  levensmiddelen  
 nergens  toe dienen.  Toen  wij  ons  verlangen  
 hadden  te  kennen  gegeeven  om  hunne wijze  
 van aanvallen  en  verdedigen  te  zien,  klom  een  
 van  hunne  jonge  lieden  op  een  vegt - ftellaadjen,  
 dat zij  Porava noemen,  en  een  ander  gong  in  de  
 gragt:  beiden,  zoo  wel  degeen  die  de  plaats zou  
 verdedigen,  als  hij  die  haar  zou beftormen,  zongen  
 den  oorlogs-zang  en  danften  met  dezelfde  
 vreeslijke  gebaerden  ,  als  wij  hen  in  ernftiger  
 omftandigheden  hadden  zien  gebruiken  ,  om  zig 
 tot 
 tot  eenen  graad  van  die werktuiglijke woede  op-  
 tewinden,  welke,  bij  alle onbefchaafde  volkeren,  
 de  nodige  voorbereiding  tot  een  gevegt  is;  want  
 koele  kloekmoedigheid,  eene  fterkte  van  geest,  
 die  het  gevoel  van  gevaar  kan  overmeesteren,  
 zonder  eene  toevloeijing  van  dierlijke  geesten,  
 waardoor  het  uitgedoofd wordt,  fchijnt het voorrecht  
 te  zijn  van  hun,  die  ontwerpen  van  duur-  
 zaamer  belang  en  een  levendiger  gevoel  van  eer  
 en  fchande hebben,  dan  gevormd of gevoeld  kunnen  
 worden  door  menfchen,  die  weinig  verdriet  
 of vermaak  kennen dan die  van het  dierlijk leven ,  
 en  naauwlijks enig ander voorneemen hebben  dan  
 te  zorgen voor  den  dag  die voorbij  gaat,  om  buit  
 te  behaalen  of  eene  belediging  te  wreeken:  zij  
 zullen  egter  in  koelen  bloede  tegens  elkanderert  
 optrekken,  fchoon  zij  het  nodig  vinden  zig  in  
 woede  te brengen  voor  het tot een gevegt  koomt,  
 gelijk  onder  ons  veele  voorbeelden  geweest  zijn  
 van  menfchen,  die  zig  met  opzet  dronken  gemaakt  
 hebben,  om  een  ontwerp  ter  uitvoer  te  
 brengen ,  dat  zij  gevormd  hadden  toen  zij  nugte-  
 ren  waren,  doch  hetwelk  z ij,  zo  lang  zij  niet  
 dronken  waren,  niet durfden  onderneemen. 
 Op,het  hangen van  den  heuvel  digt  bij  het  fta*  
 ketfel  zhgen  wij  omtrent  een’  halven  akker  mee  
 kalebasfen  en  zoete  aardappelen  beplant,  dat  de  
 eenigfte  bebouwde  grond  in  de  baai  was:  onder  
 den voet van  de punt,  waarop  deeze  fterkte  {laat,  
 K  *  zijn