
: J , ..
in werkelijkheid had men alzoo destijds met een cultuur van
C. P a h u d i a n a te doen, terwijl men omtrent de identiteit
der C. C a l i s a j a en van de C. s u c c i r i i h r a in dwaling
verkeerde. Reeds hij hesluit van 1862 had de regeering een
voortkweeking van C. P a l u i d i a n a verhoden.
In den jarenlang gevoerden strijd over hai'e w'aarde, had
de partij gezegevierd die, zonder voorhelioud, aan de overige
kinasoorten den voorrang toekende. Eerst in 1864 echter
werd uitvoering gegeven aan den uitdrukkelijken wil der
regeering en na 1869 zijn de P a h u d i a n a ’s zelfs niet meer
opgenomen in de officieele verslagen.
Het was onmogelijk het aantal ook maar hij henadering
op te geven en als we later de verschillende cultuur-methoden
hespreken die achtereenvolgens zijri toegepast, zal de onmo-
gelijkheid eener controle duidelijk worden.
In den vollen grond stonden op het eind der ja re n :
Calisaja. Succirubra. Ofiiciualis, Lancifolia. Micrantha
1864. 11000 81 171 1
1865. 27000 341 12 332 1
1866. 56000 792 2400 418 1
1867. 198000 3100 9400 569 3
1868. 429000 12700 24000 570 386
1869.* 564000 45000 61000 797 414
1870. 843000 130000 120000 6400 758
1871. 1.009000 164000 188000 16000 1050
1872. 1.235000 179000 262000 27000 1030
Onder de cijfers van C a l i s a j a zijn onderscheiden soorten
of varieteiten hegrepen; de H a s s k a r l i a n a vermoedelijk tot
een maximum van 80000. Op het eind van 1866 waren onder
de 56000 Cal i saj a ’s ruim 12000, hehoorende tot de varieteit
of type Le d g e r i a n a .
Onder de S u c c i r u h r a ’s schuilden de C a l o p t e r a ’s, tot
een maximum van + 12000.
De C. o f f i c i n a l i s werd in 1865 uit Britsch Indie ont-
Naargelang de scheikundige analyses haar aanwijzingen
deden, werd de voortkweeking alleen van de beste soorten
tei‘ harte genomen en gehandhaafd. Het cijfer der anderen
werd daardoor niet alleen niet vergroot, maar nam gaandeweg
af, omdat eensdeels, door verschillende invloeden, altijd
planten ondergaan en van den anderen kant, de inférieure
boomen werden nitgegraven bij het oogsten van hunnen bast
en dan alleen vervangen werden door erkend supérieure
soorten.
De scheikundige analyses, hevestigd door de nitspraak van
den handel, hadden in 1872 een standpunt hereikt, dat absoluut
gebieden mocht ovei' de keuze der voortaan aan te kweeken
en onderhonden soorten.
Die keuze viel op de Ci n c h o n a C a l i s a j a L e d g e r i a n a
en de C. 0 f f i c i n a 1 i s, als leverende de uitmuntendste fabrieks-
hasten en op de C. s u c c i r u b r a , die het voortreffelijkst en
meest gewilde materiaal voor pharmaceutische bereidingen
aanbiedt.
Hiermede echter viel ook het recht op voorthestaan van
alle overige kinasoorten ; d. w. z. de oogstbare individúen
werden van nu aan geheel nitgegraven, om plaats te maken
voor een der drie nitverkoren soorten. Stelselmatige, haastige
uitroeiing van hestaande aanplantingen heeft alzoo niet plaats
gehad, maar sedert 1872 werd aan terrein, moeiten, zorgen
en kosten, niet meer uitgegeven dan ten dienste van de drie
meest waardig geoordeelde soorten alleen.
In den vollen grond stonden, op het eind der jaren :
Ledgeriana Officin. Succirubra '' ) Calisaja en LanciMicrant
en Caloptera. Hasskarl. folia.
1873. 10000 337000 19000 1.123000 32000 890
1874. 44000 426000 185000 1.082000 34000 850
1875. 105000 491000 179000 1.020000 36000 512
varigen. ') Het aantiil C a l o p t e r a ’s had alras weinig te heteekenen; ook de
H a s s k a r l i a n a ’s verminderden sterk.