
hem van onkruid en bemeste hem
plantendeelen.
liefst — met vergane*
In den Riouw- en Lingga-Archipel vooral, waar de peper
en de gambier met succès naast elkander geteeld worden,
geeft men de afgewerkte gambier-bladeren trouw aan den
tuingrond terug.
De productie van een peperplant k an, hij niet te ongunstige
weersgesteldhid, op één kilo s’jaars geschat worden. Zij bloeit
tweemalen ’sjaars, even vóór en even na den regenmousson ;
ongeveer vier maanden na het bloeien rijpen de vruchtjes en
men heeft diensvolgens twee oogsttijden.
Op Java, waar de pepercultuur eertijds den rijkdom van
Bantam uitmaakte en onder D a e n d e l s , dii B u s en v a n
d e n B o s c h krachtig werd opgeheurd en bevorderd, heeft
zij heden niet meer te heteekenen.
Van grooten omvang echter is zij nog in het rijk van Atjeh,
van oudsher het peperland bij uitnemendheid.
In de jaren 1879/81 werden 96.980,-91.997 en 107.179
pikols naar Pinang uitgevoerd. De marktprijzen in 1881 liepen
daar uiteen van 10%—13% dollars (à /2.25). In 1879 en
1880 haalden zij gemiddeld slechts 7^ —9% dollar.
In de Lampongsche districten hreidt de cnltuur zich uit.
In de jaren 1880/81 bedroeg de uitvoer 11.515 en 13.014
pikols, waarvoor hetaald werd / 19 à 20 en f 20 à 26
per pikol.
Veel lust voor de teelt toont de bevolking der Oostkust van
Sumatra, onderafdeelingen Beneden-Langkat en Tamiang.
Moerassige gronden zelfs worden daar drooggelegd en, op
het voorbeeld van Atjeh, plant men thans boomen om , in plaats
van de vroegere staken , tot steun te dienen. Niet alleen trouwens
dat deze laatsten vergaan of een prooi van witte mieren
worden, maar menigmaal ook bezwijken zij onder den zwaren
last van de krachtig ontwikkelde ranken.
In 1881 moet Langkat 62 en Tamiang 6 à 9 duizend pikols
peper hebben uitgevoerd.
Op Riouw blijft de pepercultuur van groote beteekenis ; in
de jaren 1880/81 zouden 51.128 en 106.608 pikols zijn voort-
gebracht. Nevens de gambier-nijverheid is de teelt hier hijna
nitsluitend in handen van Chineezen.
Witte peper gold in 1881 gemiddeld /4 4 .5 0 , terwijl zwarte
niet meer dan / 22.50 per pikol opbracht. Bij vervoer van de
plantages heft het gouvernement een belasting op de peper
van f2 .— voor witte en /1 .5 0 voor zwarte. Deze helasting
is verpacht in de jaren 1880/82, achtereenvolgens voor
/• 64.980, / 93.324 en f 44.832.
Hoewel ook in andere gewesten -van den 0. I. Archipel
peper gekweekt wordt, als bijv. in Benkoelen, Palemhang
en op Banka, maakt het regeeringsverslag van 1882 daaiwan
echter geen melding en zal derhalve de productie wel niet
van merkbaren invloed zijn op den handel.
De Cubebe of S ta a rtp ep e r (Koemoekoes) is een bijna kogelronde
, netvormig gerimpelde, op een 4—7 mms. langen steel
gezeten, éénzadige korrel van 3—5 m m s . middellijn. Aan
haar top draagt ze, als een overblijfsel van den Stempel, een
klein puntje. De kleur loopt van grijsbruin tot grijszwart.
De aanhangsels, waaraan zij haar naam ontleent, zijn geen
Stelen in botanischen z in, maar de saamgetroken voeten van
den vruchtwand en derhalve een integreerend deel van het
product. De staartpeper, die uit Oost Indie —■ en wel voornamelijk
naar Singapore — wordt verscheept, is meest afkomstig
van Java en wordt daar door de inhoorlingen gekweekt
op hunne erven of in kleine tuintjes. De P ip e r Cubebe,
evenals de P ip e r n ig r u m een klimheester, is op Java,Zuid-
Borneo en Sumatra inheemsch. In de Europeesche huishouding
wordt de S ta a rtp ep e r weinig of niet gebruikt ; de handel
beschouwt haar ook meer als drogerij, even als de ;
Lange p ep e r {Lada p a n d ja n g , Mal. ; tja b é , Jav.) Deze wordt
23*