
die ten doel hadden, door de Noordelijke IJszee, ora China
heen, Indie te bereiken. Sinds een vorige eeuw achtte men
dien weg mogelijk en veel korter dan de vaart om „de Kaap”;
voortdurend ook was hij gezocht door onderscheidene zee-
varende Volkeren. De twee tochten hehhen de aanvoerders,
waaronder wij noemen: Barentsz, van Linschoten, Heems-
KERK, DE Veer en Bup, met roem overladen; aan de verwachting
voldeden zij echter niet en zoo kwam men tot het
besluit, de route te volgen der Portugeezen, al werd deze
ook zoo geheim mogelijk gehouden. In 1595 vereenigden zich
enkele Amsterdamsche kooplieden *) tot eene „Compagnie
van verre,” ten doel hebbende directen handel op Indie en reeds
den 2<i™ April van datzelfde jaar kon een viertal schepen van
Texel uitzeilen, te samen metende 615 lasten, voerende 112
stukken geschut en hemand met 250 koppen. De aanvoering
van dit vlootje was opgedragen aan Cornelis HouTMAN,een
man die onderscheidene reizen op Indie had mede gemaakt
met de Portugeezen en Spanjaarden en steeds er op uit was
geweest, gegevens te verzamelen en navorschingen te doen op
het gebied der transatlantische vaart- en handels-bewegingen.
Na een moeielijke reis van ruim 14 maanden, waarvan
o. a. vijf op Madagascar werden doorgehracht, bereikte men
Sumatra en daarna Bantam. Aanvankelijk günstig opgenomen
door den vorst van laatstgenoemd rijk, ervoer de expeditie al
spoedig den naijver der Portugeesche vestiging en den ver-
raderlijken aard der inboorlingen, zoodat zij zich verplicht zag
verder Oostwaarts te stevenen, naar Madoera, en reeds den
26®*“ Februari 1597 door straat Bali en längs Java’s zuidkusl?
naar het vaderland terug te keeren , waar zij den 14**®" Augustus
aankwam.
’) Deze wakkere, ondernemende Amsterdammers heetten:
Rendrik Hudde, Reynier Pauw, Pieter Dirksz. Hasselaar, Jan
Jansz, Karel de Oude, Jan Poppen, Hendrik Buijk, Dirk van
Os, SiwERT Pietersz. Sem en Arent ten Grotenhuijzen.
Luttel waren de materieele voordeelen die deze eerste tocht
opbracht en zwaar de geleden verliezen aan menschenlevens;
slechts 89 manschappen waren overgebleven van de 250 en
een der schepen was verbrand geworden wegens zijnontred-
derden toestand. Maar men had een schat van kennis en
ervaring opgedaan en kon met tamelijke gerustheid thans een
tweede poging wagen.
Yersterkt door de medewerking en toetreding van nog
eenige voorname en ondernemende Amsterdamsche kooplieden,
rustte de compagnie eene tweede expeditie uit van 8 schepen,
hemand met 560 koppen en door de Algemeene Staten hehoor-
lijk voorzien van geschut en ammunitie, die den I®*®** Mei
1598 de reede van Texel verliet, onder aanvoering van den
zeevoogd Jacob Cornelisz. van Nek en o p ’t eind van November
voor Bantam aankwam. Ditraaal slaagde men hoven verwachting.
Hoewel men veel verder doordrong dan op den eersten
tocht, met verschillende inlandsche vorsten van Java en de
Molukken vriendschappelijke betrekkingen aanknoopte en verdragen
sloot en aanzienlijke winsten gaarde, was de reis
toch van veel korter duur. Len en ander gaf een mächtigen
stoot aan den ondernemingsgeest en van lieverlede werden
verschillende maatschappij en geboren, die, afzonderlijk of.
vereenigd, zich beijverden handel te drijven en vasten voet te
verkrijgen in de landen heoosten Kaap de Goede Hoop. De
helangrijkste reizen werden gedaan onder Pieter Both , Paulus
VAN Caerden , Jacob W ilkens , Cornelis Bastiaansz , Steven
, van der Hagen , Jacob van Heemskerk , W olphert Hermansz.
Joris van Spilbergen, W ijbrandt van W aarwijck, de
W eert, van Noord en anderen. Like tocht hreidde den
invloed der Nederlanders in Indie nit en drong dien der
Portugeezen te ru g , terwijl hij tevens ten gevolge had een steeds
inniger samenwerking van de onderscheiden compagnien, die
zich°dan ook den 20®*®** Maart 1602 vereenigden tot een groot
en mächtig lichaam „de Oost-Indische compagnie,” dat zijn
heerschappij gedurende bijna twee eeuwen heeft weten te
handhaven.