
Preaiiger. Drie dezer — de eerst- en twee laatstgenoemde —
werken op gronden die in erfpacht zijn uitgegeven; de vier
overige hebben hare gronden nog slechts in huur , evenals
de zes jongere ondernemingen Tjogreg, in de afdeeling Buitenzorg;
Ardjasari, Tegal Tjikembang, Tjimoeloe, Tegal Tjinan-
gran en Tjiseda, Tjimoengkal Belah, in de Pi'eanger. Op
erf]iacbtsgronden werken voorts Gambong, Maleber, Boenga-
meloer, Tendjoaijoe, Tjisalak, Tjitjalobah Sindangsari en
Tjiringin, Tjioeboet en Margapola, en Waspada, alle in de
Preanger. Eindelijk wordt nog op een negentiental particulière
landen in Bantam en Batavia, thee geproduceerd. De nit-
gestrektheid van alle plantages te samen, is moeielijk met
jiiistbeid op te geven ; wij schatten -haar op omstreeks 8000
bouws (één bouw = 500 □ Rh. roeden = 7096.5 Q metei’s).
Op de productie komen wij terug.
Men kan niet zeggen, dat de thee-industrie op Java aan
de hooge verwacbtingen beantwoord en zieh krachtig uitgebreid
heeft. Voor een deel is daaraan de te lang vol-
gehouden regeeringsbemoeienis schuld, maar nog achten de
ondernemers de fiscale voorwaarden waaronder zij werken
niet günstig en hebben lage marktprijzen een harden strijd
doen voeren. De cultuur wordt steeds bedreigd met een
kwaadaardige ziekte — de t h e e - r o e s t — en de producenten
zijn voorts nog niet alien volkomen op de hoogte der
eischen van de markt, of wel, zij kunnen niet alien die
eischen voldoende bevredigen.
Alles te samen genomen gelooven wij niet, dat er op Java
vooreerst veel leans tot uitbreiding van de cultuur bestaat.
Ontzettend toegenomen is sinds eenige jaren de concurrentie
van Britsch-Indie en ook in andere werelddeelen is men met
proefnemingen begonnen, die bier meer daar minder beloven
te znllen slagen.
Britsch-Indie. Reeds sinds bet jaar 1827 hadden de Engelscbe
geleerden Dr. Royle, Dr. Wallich en Dr. Falconer, bij her-
haling de aandacht der Engelsch-indische regeering gevestigd
op bet belang van de kort te voren (1825) gedane ontdekking
(door den zee-officier Bruce) dat de thee in het landschap
Assam in bet wild groeide. Genoemde geleerden trachtten
bunne overtuiging ingang te doen vinden, dat de cu uui
der tbee, in bet Himalaya-gebergte met succès zoude kunnen
ino-evoerd worden en in 1834 zond lord William Bentinck
een commissie naar Assam en gelijktijdig een andere (de
beeren Gordon en Gutzlati) naar China, ten emde de inyoe-
voering der thee-cultuur voor te bereiden. De Assam-commissie
rapporteerde „de thee-heester is in Opper-Assam zonder twijtel
inheemscb en wij vertrouwen volkomen, dat de thee-p ant
die daar gevonden wordt, onder goede leiding en behandeling
zal kunnen worden voortgekweekt en aan den handel dienstbaar
gemaakt” . ^ , rv m
Dr. Gordon, kraclitig geholpen door Dr. Gutzlaff, stel e
zieh in China op de hoogte der cultuur en bereiding van e
thee en bij verzamelde een partij prächtige thee-zaden m de
Anroy-districten. Deze zaden werden te Calcutta te kiemen
gelegd en de daarvan gewonnen planten naar verschillende
plaatsen in bet Himalaya-gebergte overgebracht. Ook Fortune
belastte zieh, na Gordon, met een zending naar China,
in bet belang der thee-industrie en bet gelukte hem duizenden
planten in frisscben staat naar het Himalaya-gebergte over
te brengen. De goede uitkomsten der eerste proefnemingen
en de günstige beoordeeling in Engeland, van een eerste
proefje Hiee (1839 of 1841), leidden tot de oprichting der
Assam-company, die den arbeid van de regeering
In 1863 voerde Britsch-Indie reeds nabij 3 en in 1877/78
ruiin 33 millioen ponden tbee uit. Op allerlei wijzen moedigde
de regeering de verbreiding en gestadige uitzettmg der cul-
tuur '’aan. Zij legde op onderscheiden plaatsen kweekerij en
aan ter bezorging van planten en maakte den afstand van
woeste gronden zoo gemakkelijk mogelijk, de beschikking
daarover weinig belastende. Niet altijd evenwel mochten de
ondernemers op rijke uitkomsten roemen; onkunde en over