
moederplant, de Beta maritima, aan de kiisten o. a. van de
Adriatische en Middellandsche zeeén groeide en langen tijd
slechts als groente en veevoeder gebruikt werd. De thans zoo
hoüggewaardeerde suikerhiet, Beta vulgaris var. rapacea, is
een resultaat van zorgvuldige cultuur en van kruising der
oorspronkelijk wilde, weinig suikerhoudende plant. De economie,
zoowel ais de cnltuiir-belastingen drongen de planters zooveel
mogelijk te streven naar een máximum van suikei' in een
minimum van gi'ondstof (volumen) en men heeft ’t in deze
richting ver gebracht, door een zorgvuldige keuze van varieteiten
, door degelijke grondbewerking, doelmatige behandeling
en hemestmg van het plantsoen en eindelijk door een rationeele
vriichtopvoiging. Goede bieten houden omstreeks 9 6% sap
en 4% vaste, in water onoplosbare stoffen. Het suikergehalte
bedraagt ongeveer 1 2% , waarnevens 4% niet-suiker, als
anorganische zouten — vooral potasch-verbindingen — eiwitachtige
lichamen, asparagine en asparaginezuur voorkomen.
In absolunt suikergehalte staan de bieten nog achter bij het
suikerriet; bij de vlncht die de fabricage in Europa heeft
genomen. is dit feit geruststellend en tevens hemoedigend
voor den rietsuiker-fahrikant. Indien deze zijn bedrijf, in
alle richtingen en onderdeelen, als planter en als fabrikant
beide, weet op te voeren tot de hoogte waarop thans de
bietsuiker-indnstrie staat, dan zal hij nog steeds de meest
beg-Linstigde zijn en elke mededinging rüstig kimnen afwachten.
Wat echter was — en is ten deele nog — het geval? De
koloniale nijverheid , steunende op den rijkdom harer grondstof
en door geenerlei overwegend motief of ernstig teeken gewaarschuwd
of geprikkeld tot het verlaten van hare minkostbare
en gernakkelijke wijzen van werken en verwerken,
bleef den ouden sleur, de primitieve methoden volgen, die
tons. Sedei-t nam zij jaarhjks toe. Ook in Noord-Amerika, waar
vóór eemge jaren de beetsniker-indnstrie in enkele gewesten post
vatte, scliijnt de toekomst veelbelovend te zijn.
haar , naar evenredigheid van kosten en moeiten , alleszins
loonende uitkomsten gaven. Eerst toen de Europeesche jongere
zuster , kunstmatig in het leven geroepen en door hooge be-
scherming nevens krachtige verzorging in het leven gehouden,
dreigend gevaarlijk haar in den weg trad, kwam zij tot het
hewustzijn van hare onnadenkende traagheid en gaf de zucht
naar eigen levensonderhoud, hier en daar nieuwe veerkracht.
Reeds was het minder de vraag of de gewone oude wijze
bevredigende winsten nog afwerpen kon, dan wel of men ,
daarmede voortgaande, de mededingster zou kunnen ter zijde
blijven. Van lieverlede hegon men dan ook naar verbeteringen
te streven en in toepassing te brengen wat, technisch zoowel
als scheikundig, navolgenswaardig was gehleken ter verrij-
king van de grondstof, ter volledige afzondering en bereiding
van de suiker. Vragen de koloniale producenten zich heden
soms ängstig nog af, wat de toekomst hun geven zal hij de
steeds krachtiger zich ontwikkelende heetsuiker-nijverheid,
ZOO hehhen zij slechts op de geschiedenis van deze te letten
en van hare lessen partij te trekken. Nader toch zal ons hlijken
hoe achterlijk de koloniale suiker-industrie heden nog is, al
sloeg zij hereids den beteren weg in. Zoowel met betrekking
tot de keuze en de behandeling van het riet als tot zijn ver-
werking, zijn pas de eerste stappen tot verbetering *) gedaan
en lang nog zal het duren vóór men van de riet- als van de
hiet-suiker-nijverheid kan zeggen; „zij is hare volmaking n abij,
voor zooverre de tegenwoordige wetenschap haar leiden kan”.
Q Wij hebben nu meer bepaald het oog op Java, spreken echter
in het algemeen; te ontkennen valt niet dat enkele indnstrieelen
zich reeds zeer veel moeiten, kosten en zorgen in goede richting
getroost hebben. De resultaten zijn niet uitgebleven.