
chineesche; hodem en klimaat beheerschen de hoedanigheid
en men kan ze niet verplaatsen.
Als regel neemt men aan dat een thee-plantage in het
3e of 4e jaar oogstbaar is. De eerste pluk lieeft weinig te betee-
kenen en wordt gevolgd door een lichte snoeiing, waarna
men allengs, met beleid en voorzichtiglieid, regelmatig meer
gaat oogsten. Op sommige ondernemingen van Java heeft
men per houw, 500—600 kilogrammen thee ’s jaars bereid ;
zulk een productie zal niet als regel mögen gelden.
Jonge tuinen en heesters, die bij den aanvang van den
regentijd diep gesnoeid zijn, leveren een thee die fraai van droog-
blad (stuk) , maar minder krachtig en pittig is ; ook de afgetrokken
bladmassa heeft een minder fraai aanzien. Latere plukken en
theeen van oiidere tuinen, zijn minder mooi van stuk, doch
trekken krachtiger af en de afgetrokken massa ziet er beter nit.
Tusschen de keerkringen kan men van ontwikkelde tuinen,
het gansche jaar door oogsten. Daar de jongste bladeren de
beste en fijnste thee leveren, de oiideren geen product beloven
van voldoende handelswaarde en bovendien een heester
ook niet straffeloos te veel of geheel ontbladerd kan worden,
is het te hegrijpen dat een goede regeling van de oogsten,
resiiltaat moet zijn van gezette studie en van plaatselijke
ervaringen. Een zorgvuldig pliikken is niet anders dan een
lichte snoeiing. In elken bladoksel licht een knop hesloten
waaruit een nieuwe loot zich ontwikkelt zoodra het daar-
hoven liggend deel wordt weggenomen. Men onderscheidt
top-, fijn-, middel- en grofblad en plukt, al naar omstandigheden,
die hoogste hlaadjes te samen, afzonderlijk of ten
deele gemengd. De topbladeren dienen tot de bereiding van
de fijnste theeën (Pecco). Eens of twee malen per jaar, en
wel in de overgangstijden (kentering), worden de heesters
gesnoeid, ten einde de vorming van nieuw bout te dwingen.
28 à 45 dagen na de snoeiing kan men weder oogsten en men
oogst liefst zoo regelmatig mogelijk, kiinnende de oogsten
elkander in de lage streken in gemiddeld 40 en in de hoogere
streken in 50 a 60 dagen opvolgen. Weersgesteldheid, hodem
¡n zoovele andere factoren zijn oorzaken dat men met met
wiskundige zekerbeid regels stellen kan. Elk ondernemer
heeft zich naar zijne locale ervaringen te gedragen.
Gemiddeld leveren 10 ontwikkelde heesters, % kilo dioge
thee. Voor % kilo droge zwarte thee, rekent men ± 4 25
en voor % kilo groene thee ± 4,50 halve kilo’s versch blad
noodig te hebben. Deze verhoudingen zijn echter zeer wisse -
vallig en afhankelijk van het seizoen, van den oiiderdom der
heesters en van de soort thee die men bereiden wil.
De pluk wordt meestal aan vrouwen en kinderen toevertrouwd
en deze ontvangen hetaling naar gewicht of maat. Dat zoowel
vrouwen en kinderen als mannen, op een thee-ondernemmg
het gansche jaar werk vinden, is voor deze Industrie van een
o-root belang en voor de bevolking een ware zegen. De be-
Ltalingen per hoofd kunnen betrekkelijk gering blijven, omdat
het geheele buisgezin arbeid vindt.
Voor groene thee zijn dezelfde bladeren, van denzelfden
heester als voor zwarte thee gescliikt. Groene en zwarte
thee worden dus niet, zooals men langen tijd daclit, van
verschillende theesoorten gewonnen. Men kan van hel^elMe
blad, naar verkiezing, groene of zwarte thee bereiden. Dit
belet niet dat de eerste en tweede oogsten na elken snoei,
’t best geschikt zijn voor groene thee, vooral in den regen-
tiid. De bladeren zijn dan bet saprijkst en leveren de fraaiste
groene theeen, daarentegen minder krachtige zwarte soorten.
De zwarte thee, uit saprijke bladeren bereid, geeft een minder
goeden schenk en een afgetrokken blad van slecht aanzien.
Hoe later pluk na elken snoei, des te krachtiger thee, met
steeds mooier afgetrokken blad en beter schenk. Dit ieit
verklaart de wenschelijklieid dat men zich tot eenen snoei
’s i a a r s hepale, waar dit mogelijk is.
Hoe verder men in ’t droge seizoen komt en den snoeitijd
n ad ert, des te stroever, droger , harder en onhandelhaarder
wordt het blad. Het drooghlad krijgt een valer, grauwer