
Algemeen overzicht van den inlandschen landbouw, in ft bizonder
van de rijstcultuur, in de Ji.O.I. bezittingen. ’)
De statisticus Staat verlegen zoo hij naar de officieele cijfers
een juist en volledig beeid wenscht te schetsen van den toestand
van den inlandschen landbouw. Onwillekeurig richt
hij in de eerste plaats het oog op Java en Madoera, omdat
de kennis van deze landen het meest gevorderd is. Maar
zelfs Java en Madoera doen, wegens groote verscheidenheid
van toestanden, nog op zoo groote moeielijkheden stuiten,
dat het ontwerpen van een scherp omlijste schets, een nauwgezet
onderzoek nevens strenge analyse eischt. Men'heeft
er toch rekening te houden met landen die onder rechtstreeksch
bestuur zijn gebracht, nevens die aan welke nog
een zekere mate van onafhankelijkheid onder eigen vorsten,
gelaten werd (de residenties Soerakarta en Djokjakarta, ter
uitgestrektheid van 113 en 50 vierk. geogr. mijlen, met een
bevolking van 994 000 en 469 000 zielen).
In de eigenlijke gouvernements-landen (20 residenties)
komen de in onze inleiding besproken particulière landerijen
voor, waarop de controle van het bestuur nog zeer begrensd
mag heeten,
Spreken de officieele verslagen nu van houwgronden, vee-
stapel, productie, bevolking e. a. m., dan heeft men wel te
onderzoeken, in hoeverre de cijfers ook betrekking hebben
op de Vorstenlanden en de particulière landerijen. Het is
voorts een treurig feit, dat de officieele statistiek de grenzen
harer betrouwbaarheid overschrijdt, zoodra zij afhankelijk
ff Getrokken u it de jongste koloniale verslagen.
wordt van inlichtingen en opgaven van particulieren, waaronder
er helaas! om welke redenen dan ook, nog altijd
aangetroffen worden, die opgaven geheel schuldig blijven, of
wel zich aan haar zuiverheid weinig gelegen laten liggen.
Blijven daardoor de gegevens ter samenstelling van volledige
overzichten onthreken, veel meer nog staat men verlegen
bij een streven naar vergelijkingen en redelijke gevolgtrekkingen.
De statistieke opnemingen der laatste jaren
mögen al de juistheid naderen, die van vorige tijdperken
waren geheel overgelaten aan de inlandsche hoofden en ten
eenenmale onbetrouwbaar. Deze hoofden hadden er maar
al te veel belang bij, de cijfers naar hun eigen fantaisie te
groepeeren. Heeren- en cultuurdiensten moesten gepresteerd
worden naar de sterkte van bevolking en veestapel, zoomede
in verband met den aard en de uitgestrektheid der houwbare
gronden, die alweder den aanslag der landrenten beheerschen.
Geen wonder dus, dat waar de hoofden wel aan een
strenge controle moesten ontsnappen, zij hun taak zooveel
mogelijk trachtten te verliebten, al kon men er daarom
niet op aan dat, door de opgaven van te lage cijfers, almede
hunne onderhoorigen minder belast werden.
De instelling in 1864 ff van de afdeeling statistiek, was
een belangrijke schrede op den beteren weg en al moge ook
haar uitkomst nog niet volmaakt zijn, zij alleen toch kan,
bij algemeene medewerking , tot juiste gegevens leiden, die
een richtige beoordeeling en vergelijking znllen veroorloven.
Op de huitenhezittingen verkeeren wij heden nog in den
toestand van Java vóór 1864, ja! in vele streken in erger
condities. Wat ons van daar ter kennisse komt aangaande
uitgestrektheid van houwgronden, hevolkingssterkte, vee,stapel
e. a. m., wijst slechts in grove trekken de werkelijkheid
ff In 1864 begon, na eenige proeven in Kedoe, de stelselmatige
statistieke opneraing van Java, in verband waarmede aan de
Algemeene Secretarle een afdeeling statistiek werd toegevoegd.