
acUterlijk of onregelmatig en dan kan de bodem jaren lang
onbeschut blijven, terwijl liet onkruid, dat in geen geval
lieerscliappij mag voeren, snel en gretig post vat. Om dezen
last te voorkomen of althans te beperken, is men, sinds enkele
jaren, een meer gesloten aanplant toegedaan en gaat daartoe
te eer over omdat men er een verder strekkend doel tevens
mede beoogt. In een gesloten plantsoen toch kan men, zonder
schade voor het geheel, hijtijds de Individuen opruimen die
ziekelijk hlijken of wel afwijkingen in botanische vormen
vertoonen, waardoor hun mindere waarde zich verraadt. Ook
meent men dat de rijke maagdelijke hodem zeer wel in staat
is , gedurende een viertal jaren een dichten aanplant te voeden
en dat na ommekomst van dien tijd, door uitdunning een
voordeelige oogst reeds kan gewonnen worden.
Elk plantstelsel biedt nevens voordeelen ook zijne nadeelen
aan en de kweekers znllen, aan de hand der ervaring, voor-
gegaan door onafgebroken waarnemingen en vergelijkingen,
voor zich zelven de beste handleiding voor de cnltuur moeten
ontwerpen en vaststellen. Klimaat, bodem en zooveel andere
invloedrijke factoren, zijn anders in verschillende streken^
voortdurend worden wisselingen ervaren in plaatselijke toestanden
en nieuwe, onverwachte verschijnselen waargenomen,
die het stellen van peremtorische voorschriften illusoir maken
en gewaagd.
Voor het onderhoud dei’ kina-plantsoenen geldt hetzelfde ;
vaste regelen en verordeningen daarop zijn niet gewettigd.
De algemeene beginselen, die een deugdelijken land- en tuin-
houw beheerschen, moeten met oordeel en beleid worden
gevolgd. Door redelijke verzorging van den bodem, goede
drainage, zoomede door gestadig zniveren en, waar noodig,
snoeien der boomen, bevordert men hun regelmatige ontwikkeling
en voorkomt of beperkt men althans ziekten en plagen.
Onkunde, onervarenheid en onverschilligheid zijn in den
regel de ergste vijanden van elke cnltuur; maar zelfs de
meest bekwame en zorgvolle planter kan voor raadselen te
staan komen, die hij niet dadelijk weet op te lossen en meermalen
ook zal zijn meest volhardend streven onvruchtbaar
blijven in zijn strijd tegen een plaatselijk onwillige natuur.
In den strijd harer ontwikkeling heeft ook de kina-cultuur
met plagen te doen gehad. De zwaarste is wel die, in 1868,
werd waargenomen te Tjinieroean, in het oorspronkelijk
Ledger-plantsoen. Geheel overeenkomend met de sinds vele
jaren bekende en gevreesde „theeroest,” wordt deze (de) „kina-
ziekte bij uitnemendheid” eveneens te voorschijn geroepen door
een tot de Hemipteren behoorend insect, dat door Dr. Snellen
van Vollenhoven is herkend a ls: Helopeltis Antonii. Alle
middelen, ter hestrijding van de ziekte beproefd, zijn zonder
vrucht gebleven. Wordt ze waargenomen in een. reeds ontwikkeld
plantsoen, dan doet men ’t best zwaar te snoeien,
het snoeisel te verbranden en den grond flink om te werken;
een en ander om de levensfunctien der boomen op te wekken
en hnn een krachtiger weerstandsvermogen te verzekeren.
Vertoont het verderfelijk insect daarentegen zich op jonge,
teedere planten, dan trachte men het te vangen en te dooden;
de strengste waakzaamheid zij ten deze de lens van den
planter.
De oogst ing van den kinabas t .
Een vraagstuk vaii niet minder belang en met niet meer
gegevens dan dat der behandeling en voortkweeking van de
kinaplant, gold, toen de tijd der oogsting daar was gekomen,
de te volgen methoden van schilling, bereiding en verpakking.
Terecht werd de roekelooze en ruwe werkwijze der Cascarillero’s
gewraakt, waarhij een groot deel oogstbare hast
werd verwaarloosd en een ander deel in waarde verloor. Al
evenmin was hun voorbeeld te volgen ten aanzien van het