
leden). Hij mocht zich, ook finantieel, in een schitterend
succès Verheugen; de vanielje werd tot hooge prijzen (n.l.
tot f80 per kilo soms) verkocht en geen wonder dat zijn
voorbeeld spoedig navolging vond e n , vooral in de afdeelingen
Batavia en Buitenzorg, verschillende personen zieh aan de
cultuur waagden en eenige bouws aanlegden. Naarmate de
productie toenam, daalden de prijzen der vanielje naar evenredigheid
en bleek het al spoedig dat, mocht vanielje-cultuur
als nevenzaak nog loonend blijven, het niet geraden was daarvan
een hoofdbedrijf te blijven maken. Soms was het product
zelfs onverkoophaar en ondernemers die moeielijk op een
williger markt konden wachten, moesten de cultuur weder
prijsgeven. Zoo maakten eenige vanielje-plantages weldra plaats
voor een aanplant van cacao. Tegenwoordig treft men nog
maar enkele vanielje-tuinen op Java aan, voornamelijk in de
residenties Batavia, — meer bizonder in de afdeeling Buitenzorg,
— Krawang en de Preanger.
De plant tiert het best op warme, vochtige, belommerde
plaatsen en eischt, ter ruime voortbrenging, een zware he-
mesting.
Op geregelde afstanden worden Dadap- (Erythrina) boomen
in rijen geplant en daarlangs latten of bamboezen gespannen
ten einde aan de vanielje-ranken steun te verleenen. Ter voorkoming
van overmatigen lomrner, houdt men de Dadap-hooraen,
door scheren, zooveel mogelijk plat. De voortkweeking gescbiedt
door stekken van 1 à 3 voet lengte ; men neemt ze liefst van
ranken die onbelemmerd en wild groeiden, alzoo door geen
ruime bloesem en vruchtzetting verzwakt werden. Men plant
die stekken tegen de voornoemde boomen aan en wel in den
regentijd. Tegen uitdrogen dient met zorg gewaakt te worden
en evenzoo tegen de heerschappij van parasietische gewassen.
Men mest, op niet vette gronden, een paar malen ’s jaars
en wel liefst met stalmest. De ranken worden, met de voort-
gaande ontwikkeling, zoo regelmatig mogelijk längs de boomstammen
en de daaraan gehechte latten geleid en van tijd
tot tijd gesnoeid, ter voorkoming van een wilden groei, waardoor
lucht en licht zouden uitgesloten worden.
Twee à drie jaren na de uitplanting der stekken, kan men
bloemen aan de ranken verwachten en daar het vanielje-insect
de plant niet is gevolgd, moet men nu tot kunstmatige hevruchting
zijn toevlucht nemen. Met deze schijnen de Mexi-
caaen ook al vroeg bekend te zijn geweest; een voorrnalige
slaaf, zekere Edmund Albius, moet haar zelfs tamelijk hebben
volmaakt. In Duitschland had, in de vorige eeuw, Sprengel
reeds de aandacht gevestigd op het aandeel dat insecten hij
vele planten in de bevruchting nemen en in het jaar 1830
paste Neumann de kunstmatige hevruchting toe in den Jardin
des Plantes te Parijs. Zes jaren later verkreeg zij een meer
praktische beteekenis door de werkzaamheid van Dr. Morren
te Luik en toen men op Java aanvankelijk teleurgesteld werd
wegens het onvruchtbaar blijven van de eerste vanielje-hloemen,
hood Moi’ren zijn geheim der Nederlandsche regeering a a n ,
maar op Java wenschte men zich door eigen waarnemingen
en ervaringen te laten leiden en zooals reeds vermeld, slaagden
Teijsmann en Binnendijk er in, de vanielje met succès te he-
vruchten. De manipnlatie is hoogst eenvoudig en nergens een
geheim meer ; zij wordt op Java meestal aan vrouwenhanden
troevertroiiwd. Den besten tijd voor de kunstmatige hevruchting
acht men des morgens van 8—1 nur ; zoowel regen
als feile droogte werken ongunstig op de opei'atie, die hij voorkeur
den dag na een regenbui verricht moet worden. De
bloemen, ten getale van 15 à 20 tot één tros vereenigd,
prijken, in volle frischheid, slechts één etmaal. Men doet wel
aan elken tros slechts enkele, de meest ontwikkelde bloemen
te hevruchten en men bedient zich daartoe van een dun,
rondgesneden, puntig stukje hamboe, vrij van scherpe kanten.
Met de linkerhand vat men de bloem a an , licht met genoemd
stokje het vlies op, dat het mannelijk en vrouwelijk vrucht-
beginsel gescheiden houdt en drukt dan met de vingers, beide
geslachtsorganen zacht samen. Een geoefende hand hevrucht