
Riet-analyse s.
Tot een juist begrip van de suikerßabricage, te beginnen
met de oogsting van .het riet, dient men te weten wat de-
scheikunde heeft aan het licht gebracht omtrent de samenstelling
der grondstof.
Te lang werd die wetenschap veronachtzaamd en te kort
duui de het bestaan van het landbouw-scheikundig laboratorium
te Bu i t e n z o r g , dat zich het onderwerp ernstig had aange-
trokken. Eerst sinds een tiental jaren zijn enkele fabrikanten
op Java begonnen, de hulp van scheikundigen in te roepen
en veelzijdig zijn de loonende uitkomsten en günstige invloeden
van zulk een steun reeds gebleken.
W . H e km e ije r onderzocht riethladeren en ampas en vond
daarin, na droging op 100° C:
W a te r. Or g a n i s c h e st. A n o r g. st.
In de hladeren 7.25—12.40, 76.15—83.20, 9.07—12,9 %
„ ampas 6.75—12 , 85.52—89.61, 2.48—3.64 °/°
Het hoofdbestanddeel der asch bleek kiezelzuur te zijn ;
daarneven in de eerste plaats potasch en phosphorzuur en in
dalende reeks : zwavelzuur, chloor, soda, kalk , magnesia.
Al deze stoffen hielpen het riet opbouwen, werden aan
den akker onttrokken en daaraan niet teruggegeven bij de
gebrekkige inrichting der vuurhaarden van voorheen. Onver-
antwoordelijk echter is, dat ook thans nog, nu de scheikunde
hare hoogst kostbare waarde aantoonde, de asch op
vele fabrieken geheel nutteloos verloren gaat.
In katjangkoeken, de algemeen henutte meststof voor rietvelden
, vond H e km e ije r , na droging op 100° C., 6.74 % water,
81.489 organische en 11.77 anorganische stoffen. Deze laatsten
—• de asch — bestonden opvolgend uit : kalk, phosphorzuur,
ijzeroxyde, potasch, kiezelzuur, magnesia, soda, zwavelzuur
en chloor. F rom herg's analyses wezen 9.16 /Q water
en 5.37 °/o asch a an , waarvan 2.9 °/o phosphaten van kalk
en magnesia, nevens 1 .3 9% potasch.
Al deze bestanddeelen komen het riet ten goede en de
ervaring heeft dan ook ruimschoots geleerd, dat katjangkoeken
een uitmuntende hemesting van rietvelden zijn. Doorloopend
goede resultaten constateerde Fromherg evenzoo van rietasch ;
het riet hield slechts een minimum van glucose en de grondstof
stond gemakkelijk haar suiker af. Anderen intusschen ondervonden
teleurstellingen bij een hemesting met rietasch.
Dergelijke tegenstrijdigheden vinden verklaring in het feit
alleen, dat niet aile gronden gelijke samenstelling hebben.
Vast toch staat, als een door de natuur en de wetenschap
beiden gestelde wet, dat de hodem dankbaar zal terugontvangen,
wat hem aan nuttige bestanddeelen onttrokken werd en telkens
op nieuw gevraagd wordt.
Wat een rietoogst, geschat op 800 pikols riet, aan anorganisch
« stoffen uit den bodem tre k t, kan —■ quantitief —
door niet minder dan 195 pikols katjang-koeken vergoed
worden.
Op 100 deelen riet van 12 à I 4 | maand ouderdom, vond
Fromherg :
Sui ke r . O p l o s b a r e z o u t e n ,
15.79—18.58 of gemidd. 17.12%, 0.108—0.177 gern. O.I25o/o
15.75—19.81 „ 16.74%, 0.030-0.059 „ 0.037%
De eerste serie hetrof riet van B u i t e n z o r g , de tweede
van Oenteng; plaatsen, gelegen respectievelijk op — 265 en
+ 520 meters hoven zee. Deze hooge ligging verklaart waarom
het riet zoo oud kon zijn. Aanteekening verdient voorts, dat
de gronden van Bu i t e n z o r g vrij wat vruchthaarder waren
dan die van Oent e n g .
In 100 deelen asch van onderscheiden rietsoorten werden
verder gevonden: 22.93^—38.82 potasch, 12.10—12.66 kiezelzuur,
16.41—21.48 phosphorzuur en 3.93—-29.56 % phosphaat
van kalk en magnesia. Uit deze verhoudingen is a fte leiden,