
weg door vrije teelt de capaciteit zijner fabriek te voeden.
Het ligt voor de band dat de belanghebbende contractante n
niet onverdeeld ingenomen waren met de nieuwe regeling en
dat sinds bare in werking treding voortdurend klachten werden
geuit nevens sombere voorspellingen betreffende de toekomst.
Onder het oude régime, geen aanleiding tot inspanning
van eigen krachten, tot toepassing van verworven of te verwerven
kennis ; handeling, zelfstandig optreden waren onnoodig
en ZOO verviel men in een sleur, die noodwendig verderfelijk
moest worden voor de ontwikkeling van de industrie.
Grondstof en arbeid waren niet duur ; werkte men siecht,
liet men veel te loor gaan, toch hieven in den regel nog
aanzienlijke winsten verzekerd. Door de gewaarborgde beschikking
over uitstekende gronden en irrigatie-water, degelijke
bewerking van de velden en zooveel meer nog, verkregen de
gouvernementsfahrieken zoo hooge beteekenis , dat de speculatie
er sommen voor over had, die in geen de minste verhouding
stonden tot de werkelijke waarde van gebouwen, inrichting
en stand.
Tegen buitensporig hooge prijzen werden fabrieken soms
overgedaan of verhuurd, waarbij op de intrinsieke waai’de
van deze minder werd gelet, maar in hoofdzaak op den verzekerden
steun van het gouvernement. Waar aldus rekening
werd gehouden, schiep men zich zelv’ moedwillig bedenke-
lijke toestanden , die onbetwistbaar dreigend konden worden
zoodra de krachtige hulp van regeeringswege kwam te ont-
vallen.
Er is meermalen op gewezen dat de z. g. vrije fabrieken,
dooréén, minder suiker per eenheid gronds produceeren dan
de goiivernements-contracten. Te ontkennen valt dit niet, al
kan men op uitstekende uitzonderingen wijzen; maar men
houde hij soortgelijke vergelijkingen wel in het oog, de groote
en vele voorrechten die den contracten verzekerd zijn ten
aanzien van ligging en geaardheid der gronden zoowel als
van de bewerking en de irrigatie dezer. De vrije fabrieken
hehhen ontegenzeggelijk altijd met vrij wat meer zorgen en
moeielijkheden te kampen gehad.
Toch heeft de oudere industrie roemvol zich gehandhaafd
naast de hevoorrechte officieele en is hiermede voldingend bewezen
, dat zij levensvatbaarheid hezat en alleszins loonend kon
zijn. Haar omstandigheden zullen niet slechter worden, wanneer
eenmaal een exclusieve hegunstiging heeft opgehouden.
Wel zullen ook dan nog de gouvernements-fahrieken geruimen
tijd , krachtens haar traditie, een zeker prestige hehouden
tegenover hoofden en bevolking, maar, indien zij in die
schrale vei’goeding nog steun zoeken en niet van lieverlede
leerden zich te ontwennen aan de passieve rol, die zij onder
het oude stelsel speelden, dan zullen zij aldra achterstaan
bij de vrije ondernemingen, wier wording en ontwikkeling
aan eigen kracht en kennis, aan zelfhandeling te danken was.
Komen wij thans terug op de vraag wat de koloniale
suiker-industrie te verwachten heeft of te vreezen van hare
Europeesche zuster, dan kan het historisch overzicht dienaan-
gaande een geruststellend antwoord geven aan den hekwamen
en energieken ondernemer op Java.
Verbeteringen hehhen daar van lieverlede in vele fabrieken
plaats gevonden; de meesten evenwel werken nog zeer primitief
en vergeleken met de beetwortelsuiker-nijverheid, moet
men erkennen dat zij nog slechts van de eerste schreden getuigen
op den weg van technische en scheikundige hervor-
mingen.
Dertig jaren geleden sprak men van beste uitkomsten ^
wanneer men 30 à 40 pikols per hoiiw maakte. Heden zijn
er fabrieken die reeds 100 en meer afwerpen, terwijl dooréén
, ruim 60 pikols per houw normale cijfers zijn. Het valt
niet moeielijk te bewijzen dat, door onvoldoende zorgen voor
de cultuur mitsgaders hij het oogsten en het verwerken van
de grondstof, veel suiker verloren gaat. Voor geheel Java kan
men dat verlies veilig op 40 à 50 ten honderd stellen en de
energieke, vooruitstrevende ondernemer heeft dus van de toe-
18*