
werking men de tusschenkomst van particulieren, middels
z. g. contracten slechts inriep, waar de bereiding der producten
bizondere eischen stelde, die de krachten zoowel als
de middelen van den staat overschreden.
Moest men heden uitsluitend oordeelen naar den toestand
en de uitkomsten van de meergenoemde particulière landerijen,
behoudens de günstige uitzonderingen zoude de uit-
spraak omtrent particulière exploitatie vermoedelijk niet onverdeeld
günstig luiden. Het particulier landbezit heeft slecht
beantwoord aan de eischen en verwacbtingen van eene gezonde
economie, maar zijn rechten, verplichtingen en verhoudingen
werden ook gebrekkig of niet voldoende omschreven en vóór
alles was het zeker een politieke zoowel als een economische
font, dat men er rechten aan gunde, die een geordende en
heschaafde staat niet uit handen pleegt te geven,
Maar let men daarentegen op de ontwikkeling van de
perceelen, die in huur of na 1870 in erfpacht zijn uitgegeven
en aan redelijke wetten en verordeningen gebonden, slechts
middellijk door het gezag gesteund, tegemoet gekomen of
bevorderd worden, dan kan men den goeden invloed van de
particulière krachten moeielijk ontkennen en bewijst o. a. het
landschap Deli, hoe mächtig het particulier initiatief zelfs
kan werken in woeste, schier onhevolkte streken.
Andere tijden, andere zeden en gewoonten en gevolglijk
ook andere wetten en verhoudingen. De Staatsbemoeienis
door het cultuurstelsel geeischt, het privaat-vermögen en
belang op den achtergrond dringende of houdende, had althans
deze goede zijde, dat zij oogenblikkelijk tot groote werkzaamheid
drong, ter invoering of uitbreiding van nieuwe
takken van landbouw en nijverheid.
De suiker- en koffiecultuur werden in zeer korten tijd
mächtig opgevoerd ; de teelt en bereiding van tabak en indigo,
hij meer algemeene verbreiding tevens omlijst en nieuwe cultures
als van thèe, cochenille e. a. m. ingevoerd. De uitkomsten
van het dwangstelsel mochten in weinig jaren
inderdaad treffend schijnen en hebben zij al den toets van
een gezonde economie niet kunnen doorstaan, omdat zij
willekeurig gewonnen werden door het recht van den sterkste,
ten koste van het volk welks belangen aan die van den
fiscus werden ondergeschikt gemaakt, het stelsel bevatte
niettemin goede kiemen, die eenmaal tot haar recht zouden
hehhen kunnen komen. Onder uitsluitend bekwame, recht-
vaardige en humane leiding, hadde het cultuurstelsel wellicht
een ideaal-toestand kunnen scheppen. Maar het toonde alras
de groote gebreken zijner deugden en hoe kon het anders
waar een geheel volk was prijs gegeven aan de willekeur
zijner hoofden en van ambtenaren, die in de günstige gevallen
bekwaam, er vóór alles slechts op hedacht waren den
staat te hevoordeelen — den staat, die niet moede werd op
gestadig toenemende winsten aan te dringen !
Zoo moest het stelsel wel in eenzijdige richting werken
en het volk hier meer daar minder tot een vloek worden,
Het greep verlammend in de persoonlijke vrijheid, onder de
lens en den schijn van volkomen te wortelen en te passen
in het maatschappelijk leven van den inboorling, dien het
tot een hloot werktuig van zijne meesters had verlaagd. En
zoo werkte het heschavend noch opbeurend, bereidde het
slechts schijn-welvaart en een ziekelijke ontwikkeling, die
zich hij de minste stoornis wreken moesten door plaatselijke
rampen en die, over het geheel, niet tot arbeidszin of een
ernstig initiatief prikkelden. Wel was in waarheid de zwakke
en hedenkelijke zijde van het dwangstelsel, dat het bij uitnemendheid
de landhouwende klasse trof en dus den inlandschen
landbouw, zooals nader blijken zal, aan knellende en
störende handen legde.
Het cultuurstelsel heeft zijn tijd gehad. Van lieverlede verzwakt
en beperkt door het steeds schriller uitkomen van zijne
gebreken, kwam het ook meer en meer in hotsing met de
ontwikkelende particulière nijverheid, die door den milderen
geest van andere tijden weer in het leven geroepen werd.