
vale-, droogte een roode en lieldere tabak. Onrijpe tabak
heeft een roodbruine-, te jeugdige-, een vale en vaalgroene
kleur. Over den invloed van regen en droogte en de afwisselende
hehoefte daaraan, loopen de meeningen van ervaren
planters zelfs uiteen. Men kan ook niet verwachten, dat
verschillende streken ten dien aanzien dezelfde eischen stellen.
Kende men deze al met zekerheid, men zou de voorziening
niet in de hand hehhen; hoogstens zal men ze trachten
tegemoet te komen door een naar plaatselijke ervaringen te
regelen planttijd.
Daar de bladeren aan eenzelfde plant niet gelijktijdig rijpen,
zou een geleidelijke oogst, bladsgewijs, de voorkeur
verdienen en is deze dan ook heproefd. Maar over het algemeen
moest men tot het oogsten van de plant in haar
geheel terugkeeren. Uit Nederland kwamen klachten, dat
de bij hlad geoogste tabak niet waterhoudend was, d. i. bij
de bewerking voor sigaren, na de bevochtiging hrokkelig en
onsterk, dus onhandelbaar werd. Op de ondernemingen
-ondervond men ook al moeite met het drogen en verkreeg
veel doorgeslagen, gedrukt, verbroeid product.
Men keerde dus tot het oogsten van de geheele plant terug.
Met eenen slag wordt deze hoven den grond gekapt; om den
stengel slaat men van een plaatselijk ’t best verkrijgbare
vezelstof eene Ins, waardoor de makkelijke bevestiging mogelijk
wordt aan een veerkrachtigen draagstok van bamboe,
die tot vervoer naar de schuren dient. Bij dit vervoer heeft
men nauw toe te zien dat door schuring of wrijving geen
kwetsing der hladeren plaats vinde. Het oog.sten geschiedt
over dag; de geoogste planten hehooren zoo min mogelijk
aan de zonnestralen blootgesteld te blijven.
f. H e t drogen.
De heschrijving der droogschuren kunnen wij ons hier
besparen. Kan men zich op voordeelige wijze solide en duurzame
materialen aanschaffen, dan verdienen deze in de meeste
gevallen de voorkeur natuurlijk. Waar men zich tot opkoop
van tahak bepalen, of wel gedurig van velden verwisselen
moet en deze dan ver uiteenliggen, daar kan minder kostbaar
en licht materiaal aangewezen zijn. Bedekking met
pannen is voor het drogings-proces zeker niet te verkiezen;
het gebruik van alang-alang of van atap (Kirai-Nipa) tot dat
doel aan te bevelen.
In de droogschuren wordt de tabak zooals zij werd geoogst,
aan dolken , — sterke stokken, liefst Djati, opgehangen.
In den drogen tijd moeten de loodsen gesloten en donker
gehouden worden ; aan de windzijde neemt men maatregelen
tegen het indringen van tocht. De met tahak behängen
dolken worden zoo dicht mogelijk naast elkaar gelegd. Hoe
träger de tabak droogt des te betere kleur zal zij winnen.
Boven in de loodsen, waar ’t altijd het wärmst is e n ’t snelst
droogt, hangt men nu geen tabak.
In den regentijd handelt men anders. De dolken worden
zoover van elkander gelegd, dat de daaraan hangende planten
geen aanraking hehhen. Ook hangt men nu juist hoven in
de loods veel tahak. Bij günstig weer en vrees voor Schimmel
e. a. m. laat men frissche lucht toetreden door doelmatige
opening der loods.
Langzaam drogen blijft altijd de voorkeur verdienen, *)
maar men lieeft er op te letten, dat de lucht in de loods
zuiver blijve. Het gebeurt soms dat een hinnentredende zijn
oogen voelt branden; in dat geval is er niet behoorlijk voor
de ventilatie gezorgd en zal het product meestal reeds schade
geleden hebben. De hang in de schuren vordert 30 à 40
dagen, naarmate de tabak meer of minder regen genoot. Z.g.
uitgeregende tahak moet soms reeds na 14 dagen, als de
Steel slechts droog is, weggenomen Avorden.
*) In de hooge hergstreken Avaar het sterk Avaait doorgaans, droogt
de tahak in schijn snel, m a a r inwendig blijkt ze dan later nog groen
<en zijn een spoedig schimmelen en bederf daarvan gevolgen.