
De peperranken kunnen tot 15 en meer meters opgroeien ;
zoowel in liet belang van een gemakkelijker oogsting der
vruchten als om een overmatige belasting der steunsels te
voorkomen, houdt men ze evenwel korter.
Op vruchtbaren grond kan de plant reeds in het 3° of4o jaar
vruchten voortbrengen. Haar maximum draagkracht hereikt
zij intusschen eerst op 7 à 9 jarigen leeftijd, om terug te gaan
na 15 à 20 jaren. Over het algemeen is de productie zeer
wisselvallig ; zij hangt in hoofdzaak af van de weersgesteldheid
waaronder de plant hloeide.
Zoodra een katje of aar één of twee roode bessen vertoont,
is het tijdstip van inzameling daar ; den volgenden dag worden
de hesjes of vruchtjes voorzichtig met de handen losgewreven
en, op matten uitgespreid, in de zonnewarmte te drogen
gelegd, of wel in mandjes nahij een vnur geplaatst, ingeval
van betrokken lucht of regenachtig weder. Deze droging geeft
de zwarte of donkerhruine kleur en het gerimpeld voorkomen,
aan de peperkorrel eigen.
Verlangt men witte peper, dan zamelt men alleen rijpe
vruchtjes in. Witte peper toch is niet anders dan ontbolsterde
zwarte en alleen bij eenigszins overrijpe individúen laat zich
die ontbolstering zonder hez waar verrichten. Drie dagen na
den pluk worden de vruchtjes met water overgoten en tusschen
de handen gewreven; de donkerkleurige opperhuid laat los en
wordt afgezonderd. De alzoo gewonnen witte of grauwwitte
peperkorrel onderscheidt zich van de zwarte door minder
scherpen smaak, en zulks omdat juist het weggenomen paren-
chymateuze weefsel bizonder rijk is aan olie-houdende cellen.
De zwarte peper doet zich voor als ongesteelde, hij na kogel-
ronde, netvormig gerimpelde korrels van 3%—4% milimeters
in doorsnede, waaraan nauwlijks de sporen van de 3 of 4 Stempels
zichtbaar zijn en die slechts één zaadkorrel bevatten.
Deze laatste bestaat uit een roodbruine zaadhuid, innig met
het vruchtvleesch samenhangende; voorts uit een krachtig
ontwikkeld endospermium, dat naar huiten hoornhard, donkerder
gekleurd, glanzig, — naar binnen meelig en geelachtig
zich voordoet en uit een opgedroogde , zeer kleine kiem , in een
kleine holte aan den top der korrel.
Als kogelronde, vuilwitte, doffe, gladde korrels, waaraan
men een verheven navel en daartegenover een spitsen of inge-
drukten top waarneemt, komt de witte peper in den handel
voor. Ofschoon hooger in prijs, wordt zij veel minder aangevoerd
dan hare zuster; het schijnt dat de planters in den 0 . 1.
Archipel op hare voortbrenging zich niet toeleggen, wijl zwarte
peper spoediger is af te leveren en naar verhouding dus ook
sneller omzet verzekert.
De kenmerkende bestanddeelen van zwarte en witte peper
zijn; eene aetherische olie (1.6~ 2.2% ) van eigenaardigen,
prikkelenden geur en smaak; een weeke h a rs, brandend van
smaak; p ip e r in e , een kristallijn, kleur-, reuk- en smaakloos
lichaam; chavicine ; vette olie in geringe hoeveelheid en ongeveer
5% anorganische verbindingen.
De handel onderscheidt de peper naar de plaatsen van herkomst.
De van Singapore uitgevoerde schijnt het meest gewaardeerd;
daarop volgt die van Pinang, terwijl de Bataviasche,
meerendeels wel afkomstig uit de zuidelijke gewesten van
Sumatra, ’t minst gezocht is.
De aanleg van een pepertuin vereiscbt een zorgvuldige
grondbewerking, een humus-rijken hodem en voldoende heschutting
van het terrein tegen winden. Overigens kan de cultuur
zeer goed samengaan met die van hijv. gamhier of koffie. In
den eersten tijd eischt zij nauwlettend toezicht en gestadige
zorgen, daar de stekken, bij uitersten van droogte of natheid,
licht afsterven. Zijn de planten echter eenmaal tot krachtige
heesters ontwikkeld, dan heeft men ze slechts zuiver te houden
en van tijd tot tijd rnatig te snoeien. Ook de grond mag niet
verwaarloosd worden; men werke hem nu en dan om, zuivere
23