
loonende uitkomst ook slechts gekweekt worden kunnen in
de voor haar geeigende streken zoowel als op bepaalde
grondsoorten, Wel kan men de meeste soorten van de eene
streek naar de andere overbrengen zonder vrees voor algeheele
mislukking, maar verbastering zij het in goede of
kwade richting, is bij merkhaar verschil van bodem en klimaat
toch te verwachten en liet is ook om die reden dat
men met de invoering van zaad van elders altijd zeer omzichtig
te werk gaat. Zij kan slechts hij wijze van proef
aangevangen worden, maar als reeds opgemerkt laat over
het algemeen, de keuze van het voor eene streek en voor
bepaalde gronden meest geschikt zaad, nog veel te wenschen
over.
Gekleurde padi diuogt meer in dan ongekleurde; de soorten
met gekleurde kroonkafjes, zoowel onder de dalem als
de gendjah, zijn zwaarder dan die met ongekleurde, omdat
deze aan het onderdeel der aar dikwijls vooze vruchtjes hebben.
De dalöm-soorten hebben längere aren dan de gendjah.
De cultuur oefent grooten invloed; vooral op de sawahs kan
men de rijping van het gewas bevorderen door ontijdig het
water te onthouden. Overvloedig water bij het rijpen, geeft
een groote korrel; gebrek aan water een platteren-, minder
gevulden korrel en daardoor ook bij een overigens gelijk
gewicht van padi, minder rijst. ff
Voedingswaarde. Verbruik.
Men neemt aan dat één derde of de helft van de bevolking
der aarde hoofdzakelijk met rijst zich voedt. Waar de rijst
niet het hoofdvoedingsmiddel uitmaakt, neemt de huishouding
ff Rijst in den bolster heet gabah (padi die van de steel is
afgestroopt) en gepeld, bras, terudjl men onder padi of pari '
(maleiscb) het geheele gewas, de halm met de a a r, verstaat.
Nasih is de rijst gekookt.
haar toch in allerlei vormen en bereidingen veelvuldig op,
Om slechts een voorbeeld van toenemend verbruik in Europa
te noemen, teekenen wij hier aan, dat blijkens nanwkeurige
statistieken, in Groot-Britannie in het jaar 1844 per hoofd
1,31 K.G., dat is in het geheel 16145 ton rijst werden ver-
bm ik t, tegen 12,35 K.G. per hoofd of totaal 198 537 ton
in 4883.
In tu ssch en is de voedingswaarde zeer g e r in g , o v ertre ft
-de:e nauwlijks die der aardappelen. De Oostersche Volkeren
mutigen de rijs t ech te r dagelijks in groote hoeveelheden,
me; toespijzen die zeer varieeren en meerendeels b e sta an u it
i’auve of in w a te r even gekookte g ro e n te n , zo u t, specerijen,
—• moral heete en p rik k e len d e , — vruch ten en een betimk-
k e liji onbeduidend q u a n tum vleesch, gevogelte of visch.
M(t andere, meestal suikerhoudende stoffen, weten de
Oosto'lingen uit rijst een tallooze verscheidenheid van koeken
en gchak te bereiden, die hij geen feestelijke gelegenheden
onthrd-cen mögen. De inboorling verlangt zijn rijst droog en
korrelg. Naar lands gewoonte bedient hij zich niet van lepel
en voi'i, maar van zijn vingers waarmede hij een portie rijst
samenpikt, afwisselend iets van zijn toespijs daarbij nutti-
gend. n water gekookt zou de rijst te nat zijn, te brei-
achtig vorden. Daarom wordt ze gestoomd in mandjes van
dichtgevkchten hamboe of rottan (koekoesan of Igknr), die
op een ciindervormigen, huikigen, koperen ketel met wijde
monding de z.g. dandang of priog) geplaatst, aan den damp
van het ir dien ketel kokende water blijven blootgesteld tot
volkomen giarwording.
Wilde iTsn naar de betrekkelijk geringe voedingswaarde
der rijst besuiten tot de spierkracht en het arbeidsvermogen
van den Ooterling, dan zou men bedrogen uitkomen. De
Javanen hehhn bewezen zwaren arbeid te kunnen verrichten
en volhouden Voedt rijst weinig, zij vult daarentegen te
meer en de beveelheden die de inboorlingen er gewoonlijk
driemalen daag van verorberen, wekken de verbazing van