
voeging- van cacao-vet is noodig en dit schijnt door de flibri-
kanten in Nederland in zoo ruime mate te worden gewonnen,
dat de praline-makers zich daarvan ruim voorzien kunnen.
Het hoofdbestanddeel der cacao-boonen is een vast vet, —■
de cacao-boter, — van 0,9 spec, gew., dat er van 45—53 pCt.
in voorkomt. Voorts houden zij 10—18 pCt. zetmeel, 3 5
pCt. cacao-rood, 1 % pCt. Theobromine, veel eiwitstoflen,
sinker en 3%—3*/. pCt. anorganische bestanddeelen, waaronder
soms een spoor van koper. He Theobromine is een zeer
stikstofrijk, aan Caffeine en Theine naiiw verwant alcalo'id,
Het werd in 1840 het eerst afgezonderd en geanalyseerd door
Woskressensky, nadat jaren te voren , door Schrader reeds
de aandacht gevestigd was op het voorkomen eener eigenaardige
hitterstof.
De samenstelling der cacao plaatst deze onder de voedingsmiddelen
van hooge waarde. Buiten de bestanddeelen van
onze meelsoorten, houdt zij toch een belangrijke hoeveelheid
vet. Payen geeft de samenstelling van goede West-indische
cacao-boonen, als volgt a an : 52 Cacao-vet (stearine, palmitine
en oleine, maar meerendeels «tearine) 20 eiwitachtige stoffen,
2 tlieobromine, 10 zetmeel, 2 vezelstof, 4 minerale stoffen’,
10 water en sporen van kleurstof.
De cacao-prodiictie van den 0. I. Archipel, oefent op den
handel weinig of geen invloed uit. De Java-courant N°. 7,
anno 1881, vermeldt zelfs geen cacao, in haar overzicht van
den nitvoer der voornaamste liandelsartikelen uit het vrije
verkeer van Java en Madoera, over de jaren 1878/80, en in
de oostelijker gelegen eilanden van den Archipel moge, zooals
wij reeds aanteekenden, de productie aanzienlijker zijn,
de uitvoeren hebben er meestal naar Manilla plaats.
Suriname produceerde in 1878, 556,187 kilogrammen cacao
en voerde in 1880, 857,562 kilogrammen uit. Hier hebben
de ciiltimr en handel dus meer beteekenis, maar ook hebben
wij aan het slot der paragraaf „Ceschiedenis” reeds aange-
toond, hoe betrekkelijk weinig cacao uit Suriname naar Nederland
komt.
In de hoogst belangrijke en met zorg bewerkte jaarlijksche
handels-overzichten van de heeren Leonard Jacobson en Zonen,
wordt de cacao niet opgenomen. In W. Purckhauer en C°’s
overzichten wordt van Surinaamsche cacao wel melding gemaakt,
doch noemt men geen cijfers. Fraaie, blankroode
Surinaamsche cacao, grofboonig, gold in het begin van 1882,
42 cents per % kilogram.
In 1881 was de aanvoer van Surinaamsche cacao in Nederland
iets belangrijker dan in 1880, maar altijd bedraagt
hij een gering deel van den oogst. Zoolang Nederland geen
directe stoomverhinding met Suriname onderhoudt, znllen
de Surinaamsche producten ook wel de markten blijven hezoeken
waarvoor de Engelsche booten ze komen laden. De in
Nederland bedongen prijzen waren, in verhouding met die
der vreemde markten, volstrekt niet ongunstig en het natio-
naal gevoel wordt stellig smartelijk aangegrepen, als men
opmerkt dat in Nederland groote cacao-poeder-fahrieken van
naam werken , maar de grondstof, die Nederlandsclie overzeesche
gewesten voldoende produceeren, niettemin van hni-
tenlandsche markten moet worden ontboden.
Groote prijsveranderingen hadden in 1881 niet plaats en
het aanzienlijkst deel van den aanvoer werd weder voor export
bestemd. In 1881 zijn omstreeks 2070 halen, tegen 670
in het jaar te voren, aangevoerd. Eerstehandsvoorraad was ,
einde 1881, hier opgeruimd. Alle andere, niet-Surinaamsche
soorten , werden geregeld van de bij havens aangevoerd, voor
consumtie of fahrikaten. De goede Giiayaqiiil-cacao speelde
een hoofdrol; directe aanvoeren daarvan zoiiden in Nederland
geregeld, tot conciirreerende prijzen met de lioofdmarkten
afnemers vinden en zulks in groote qiiantiteiten zelfs.