
VANI E L J E .
Aanwezig zijn in het Koloniaal Museum:
1. Vanielje-rank met vrucliten, op spiritus. Buitenzorg Java.
2. Vanielje uit den handel. Buitenzorg Java.
3. " " " " Pamenoekan en Tjiasem. Java.
4. Vanielje-plant op taffia. Suriname.
B e s c h r ij V i n
De vanielje (afgeleid van het spaansch vainilla, verklein-
wüord van vaina, scheede, hauw) is de vrucht van een
üverblij vende Orchidee, de V a n i l l a p 1 a n i f 01 i a , die in de
üorspronkelijke v'ouden van Mexico te hnis behoort en tegenwoordig
zoowel in genoemd land als in andere tropische
streken gekweekt wordt. Als pseiidoparasitische klimplant,
met vleezige stengels en bladeren, groene, renklooze bloemen,
hecht zij zich waar zij maar kan en voedt zich door luchtworteis.
In den 0. I. Archipel komen ook vanielje-soorten voor,
maar van deze zijn geen bruikbare vruchten te winnen. Op
Borneo vond Teijsmann vrnchtdragende planten, welk feit
opmerking verdient in verband met hetgeen wij hierna over
de vruchtzetting moeten aanteekenen.
Versehe vanielje heeft de dikte van een pink, is nagenoeg
driekant, aan de uiteinden versmald, vleezig, glad en renk-
loos. Bij doorsnijding druipt er een reukloos slijm uit, dat
naaldkristallen van ziiringzure kalk bevat en dientengevolge
roodheid, zwelling en pijn verwekt, zoo de huid er mede
wordt ingewreven. Diwendig vindt men de vrucht voorzien
van drie parietale zaadlijsten, die eigenlijk dubbel zijn en
waarvan elke lielft zich op nieuw, in twee naar buiten om-
gekrulde platen verdeelt. (C. A. J. A. Oudemans).
In de vanielje-bloem komen de beide geslachtsorganea
voor, maar zoodanig door een vlies gescheiden, dat het stnif-
meel rnoeilijk ofniet, met het stampertje in aanraking komen
kan. Bovendien is het stnifmeel met een M'asachtig huidje
omkleed en tot een klonterige massa saamgepakt. Een ge-
reede bestuiving wordt reeds hierdoor schier onmogelijk. In
Mexico komt een insect de natuur te hulp waar deze de
vanielje-bloesem in zulk eenen voor de bevruchting abnormalen
toestand bracht. Azende op den honig die in de bloempjes
voorradig is, strijkt het insect over de helmknopjes en legt
daardoor de stuifmeelkorrels bloot, die nu het diertje op zijnen
weg naar den stamper volgen en zich aan dezen hechten. Zoo
ishet op voedsel azend insect, onbewust, tot middelijk hevruchter
der vanieljebloesem aangewezen. Intusschen verricht het zijn
arbeid niet stelselmatig, laat het de meeste bloemen vrij en
is daarvan het gevolg, dat slechts weinige bloemen aan een
rank tot vruchtdraging komen.
Uit Mexico is de vanielje-plant naar andere tropische landen,
0. a. naar Java en Beunion (Bourbon) overgebracht. In 1840
kwamen de eerste vanielje-planten, die men in Nederland
gekweekt had, op Java. In den tuin te Buitenzorg groeiden
en vermenigvuldigden zij, onder de zorgen van Teijsmann,
uitnemend ; intnssclien, al bloeiden ze, de vruchtzetting bleef
achterwege. Eerst in 1850 mocht het genoemden liortulanus
en zijnen adsistent Binnendijk gelukken, met succès de kunstmatige
hevruchting te volbrengen. Van enkele in 1850/51
hevruchte bloemen M^erden, omstreeks 9 maanden na de hierna
te heschrijven manipnlatie, ’n paar ponden vruchten gewonnen.
Het volgend jaar produceerde men iets meer en de derde
oogst klom tot eenige honderde ponden. De makelaars in
Nederland getuigden günstig omtrent de qualiteit der eerste
hezendingen.
Cultuur en bereiding.
Teijsmann was de eerste die op Java, te Buitenzorg, een
vanielje-tihn van beteekenis aanlegde (ruim dertig jaren ge