
De soort heeft geen fraai aanzien, maar is specerijachtigvan
geur en zeer prikkelend van smaak, herinnerende aan w ijn ru it.
Rijk aan aetherische olie, wordt zij in de huishouding gehezigd.
De Ceylon-kaneel wil op Java zeer wel groeien ; toch schijnt
het dat zij in hoedanigheid hier achteruitgaat. Feit is ’t,
dat het product van Java, hoe zorgvuldig ook behandeld, altijd
minder gewaardeerd wordt dan dat van Ceylon.
★ *
Voor de kaneelcultuur worden zandige gronden, in de
lagere streken, aanbevolen. De gewone vermenigvuldiging
geschiedt door zaden; ook stekken echter, afleggers enz.,
kimnen dienen. De een legt de zaden op kweekbeddingen u it, —^
de ander dadelijk in de tuinen. Onder günstige voorwaarden
volgt de ontkieming na drie weken en is het plantje 2 à 3
maanden later, van 4 tot 5 Rijnl. duimen groot. Hetzij men
direct uitzaaie of kweekvoedsterlingen overplante, steeds zorge
men dat 3 à 5 plantjes bijeen komen te staan. Daardoor
verkrijgt men meer stoelen dan hoomen en zullen de naast
elkaar opgroeiende stammetjes rijzig door.schieten, zonder
takvorming; van de fraaie, rechte loten laat de hast zich
in gelijkvormige, gladde , lange stukken schillen. Een ander
voordeel van deze plantwijze is, dat men de plantjes, die bij
hun ontwikkeling blijken af te wijken van het zuivere type,
kan verwijderen zonder gevaar — bij de aangenomen plantwijdte
van 6 à 7 voet in het vierkant — voor het ontstaan
van ledige plekken.
Voor den aanleg der gronden, het onderhoud, enz. gelden
de algemeene regelen, die men bij aile overblijvende gewassen
in ’toog dient te houden. Een bizondere behandeling echter
vereischen de kaniielstruiken na elken oogst. Op het snijden
der loten toch volgt een krachtige uitbotting van de overblijvende
stronken. Laat men nu in ’t wilde voortgroeien,
dan ontwikkelt zich een dichte verwarde massa, waarvan
geen fraai en pittig product verwacht kan worden. Daarom
verwijdert men zoodra mogelijk de overhodige uitspruitsels
en snijdt, te voren reeds, alle door het oogsten veroorzaakte
hreuken of kneuzingen glad bij. Na elken oogst bewerkt men
voorts den hodem en brengt daaronder den afval van takken
en hladeren.
Op Ceylon wint men van een acre grond (4047 □ meters),
heplant met 1037 heesters, 100 a 150 S kaneel ’sjaars i
dooreen een pond van 11 heesters.
Oogst en bereiding. .
Onder günstige omstandigheden kan een kaneelplant reeds
na drie jaren een oogst afwerpen. In den regel echter zal
men op een ouderdom van 6 ä 7 jaren moeten rekenen. De
hast wordt schilbaar geacht wanneer zijn opperhuid een
aschgrauwe kleur vertoont. Ziet men aan de heesters veel
roode of gele hladeren, dan kan men er zeker van zijn dat
de hast niet gemakkelijk zal loslaten en doet men mitsdien
verständig, met oogsten te wachten tot dat nieuwe werkzaamheid
zal zijn ingetreden. Steeds heproeft men vooraf,
door kleine insnijdingen, of de hast willig loslaat. Geen
regelmatige, fraaie stukken, waar hij zulks niet doet.
Men oogst huiten den drogen tijd. De schilbare loten
worden, even hoven den grond, met een sikkelvormig, scherp
mes, in schiiinsche richting afgesneden, waarhij zorgvuldig
dient gewaakt tegen scheuring of kneuzing. De gesneden
loten, dadelijk ontdaan van hare takjes en hladeren (die men
in den tuin begraaft) en in hundels saamgevoegd, worden
naar de schilloods vervoerd en daar liggend, —■ niet staand —
verzameld.
Door overlangsche sneden met een koperen mesje tracht
men den bast over de grootst mogelijke lengte te verwijderen.
Zijn de loten effen en saprijk, dan vordert het werk snel;
zijn zij daarentegen noestig en uitgedroogd, dan verkrijgt
men niet gemakkelijk lange, gave stukken hast. Waar men