
voor, dat er in Europa nog zooveel als tabak verhandeld wordt
wat dezen naam volstrekt niet verdient. Duizende centenaars
heetwortelhladeren h. v. vinden him weg als tabak en zelfs
het aardappelen-krnid wordt als zoodanig verbruikt. Beweerd
wordt dat de Vevey-sigaren uit Zuid-Duitschland, vervaardigd
worden van gewasschen kool- en hietbladeren, die men geruimen
tijd in een tahaks-saus drenkte.
Keiüoenzout, siropen, drop, suiker, rum, salmiak, tama-
rinde, aetherische olien, salpeter, potasch, anijs, gom,
dextrine e. a. m ., zijn de middelen waarmede men rook-, kaiiw-
en snuiftabak in bepaalde eigenschappen, die door de gehrui-
kers gewild zijn, versterkt. Bij de enorm toegenomen productie
en de veelheid van soorten, wekt het zeker de verbazing dat
er nog zoovele aanleiding en prikkels kunnen hestaan voor
het openlijk of bedekt toepassen van zulke, stellig niet altijd
even onschadelijke, middeltjes.
Geschiedenis. Gehruik. Handel.
Toen CoLUMRUS in 4492 op het eiland Guana-hani landde,
werden de Roodhuiden längs de kust loopende gezien ,,rook-
wolken uit neus en mond blazende, die zij trokken uit een
gedroogd kruid, dat in een mais-blad gerold, aan het eene
einde ontstoken was, terwijl ze het andere eind in den mond
hielden” .
Die rollen noemden ze ,,tobacco’s en beweren eenige schrijvers
nu dat de tabak daaraan haar naam ontleent, anderen
zijn van gevoelen dat het hekende kruid zijn naam dankt
aan de eilandjes Tobago of Tobasco in de Antillen, waar
Cortez er uitgestrekte aanplantingen van vond.
Bilderdijk wil op zijn beurt den naam tahak afgeleid
hehhen van het gelijknamige turksche woord, dat „hlad”
beteekent.
Van meer belang is de vraag, wanneer en hoe de tahak
de grenzen van haar moederland overschreed en over de
gansche wereld in gebruik kwam?
Na de tweede expeditie van Columbus bleef de hem ver-
gezellende monnik Romana Pana op St. Domingo achter en
van dezen ging de eerste heschrijving der tabaks-plant uit.
Het kimid zelf werd ,,Guioja” of ,,Cohoba”, de pijp, waarvan
zich vooral waarzeggers bedienden, „tobacco” genoemd.
Als geneesmiddel werd de tahak in 1535 beschreven door
Hernandez de Oviedo. In I54I werd Mexico door Gerunimo
Benzono en in 1555 Brazilie door André Thevet bezocht.
Beiden hebben over de tahak geschreven, die door laatstgenoemde
,,Petum” werd genoemd. In 1557 nam Jean de Levry
het rooken in Brazilie waar ; hij verstond onder Petum echter
een ander kruid dan tabak.
Hernandez de Toledo werd in 1560 in Amerika met een
studie van de plantenwereld belast. Hij verzamelde omstreeks
1200 plantensoorten, waaronder ook de tabak, die men in
Mexico „Yeti”, in Peru ,,Sa3u i” noemde en als rook- en
snuifmiddel werd gebruikt. In Mexico gold de tahak hovendien
als een middel tot stilling van honger en dorst en tegen
kies- en huikpijn en andere kwalen.
Omstreeks het midden der XVR eeuw bracht men zaden
en planten naar Lissabon over. De hier aanwezige fransche
gezant Jean Nicot de Villemain ontving in 1560 uit den
koninklijken tuin ééne tahaksplant, die hij op eigen grond
plaatste en vermenigvuldigde. Van het gewonnen kruid hood
hij Frans II en Catharina de Medicis een partijtje aan,
’t als een bizonder krachtig geneesmiddel roemende. Later
zond hij ook planten, die hij van den groot-prior te Lissabon
had ontvangen en zoo kwam h e t, dat aan dit nieuwe product
in Europa aanvankelijk allerlei namen werden gegeven, in
overeenstemming met de personen die er zich voornamelijk
aan gelegen lieten liggen, als: ,,gezantschaps-” , ,,koningin-
nekruid” en „herbe du grand prieur” .