
vereisclite vooi' ’t rookeu van ikan bandëng (Chanos of Luto-
deini orientalis) een bokking (Clnpea-soort) van 4 voet lengte
en meer.
Het raffineeren van de ruwe suiker scliijnt door een Venetiaan
uitgevonden te zijn; reeds in 4597 moet te Dresden een
raffmaderij gewerkt hebben.
Omstreeks het jaar 4450 is de rietpiant nit Azie naar Egypte
en van bier naar Cyprus overgehracht. In het begin der 45**®
eeuw werd ze oj) Sicilie en Madeira en voorts in Spanje en
op de Canarisclie eilanden ingevoerd. Door Portugeezen en
Spanjaarden werd zij Amerika binnengeleid, van waar zij,
op het eind der 45^*® en in liet begin der 46'^*® eeuw, geleidelijk
zicli uitbreidde naar alle Europeesche kolonien van dat
werelddeel.
Wanneer en hoe het suikerriet in den O.-L Archipel kwam,
is niet nitgemaakt. Vermoedelijk werd liet overgehracht van
China of Indië. I^ang vóór de komst der Europeanen in elk
geval was ’t als vruchtplant of genotmiddel daar reeds bekend ;
de kunst van suikerbereiding dankt men er ongetwijfeld aan
Chineezen. Toen de Nederlanders vasten voet op Java kregen,
vonden zij er de rietcnltuur al van eenige beteekenis. In
4644 werkte te Jacatra eene arak-stokerij ; Svel een he wijs
dat de suiker-industrie destijds reeds eene bloeiende was.
Beschouwd uit een handels-oogpunt, volgen tegenwoordig
de suikerriet-voortbrengende landen in belangrijkheid elkander
aldus op ; Cuba, Java, Mauritius, Manilla, Brazilie, Louisiana,
Deinerary-Berbice, Porto-Rico , P e ru , Trinidad, Barbados,
Guadeloupe, Martinique, Reunion, Mexico, Britsch-Didië,
Cliina, Cochin-China, Jamaica, Australie, kleine Antillen,
Japan, Spanje, Sandwichs-eilanden , Suriname, Natal, Antigua,
St. Vincent, Canada, Californie, St. Lucie, St. Christoíle,
Haïti,. Siam, Argentijnsche Republiek enz. *). De jaarlijksche
’) Op Cuba gaat de suikerinclustrie, sinds de afschaffmg der
slavernij en tengevolge der veelviildige politieke beroeringen op
nitvoer van het minst ])roduceerende dezer landen wordt nog
gescbat op omstreeks 5000 ton ; in zeer velen zal de bin-
neiilandsehe consumtie den nitvoer overti-effen. Britsch-Indië
heet Jr 25000 ton uit te voeren, maar nabij 41 millioen ton
zelf te verbruikeii !
Verhazend en steeds toenemend is de massa koffie, thee
en cacao, die Europa verbruikt; nieuwigheden en weeldeartikelen
vóór drie eeuwen, zijn ze thans ware levensbehoeften
geworden. Hetzelfde geldt, in nog hoogere mate wellicht,
voor de suiker. Alras hleek liet Oosten nauw bij machte om
in de klimmende behoeften te voorzien en was men er op
bedacht, nit inheemsche producten of längs den kunstmatigen
weg, suiker te bereiden. De groote kostbaarheid, ook van
de rietsuiker, gaf aan dit streven een sterken jirikkel, voor
wetenschap en voor économie beiden. Daaraan heeft de
beetwortelsuiker-industrie haar ontstaan te danken en deze
oefende, ja! oefent nog steeds, een zoo overwegenden invloed
op hare oudere zuster uit, dat wij liare geschiedenis niet
stilzwijgend mögen voorbijgaan, al behoort zij rechtstreeks
niet op ons koloniaal terrein.
In het jaar 1605 toonde Olivier de Serres aan, dat de
heetwortels eene aan die van het riet volkomen gelijke
suiker bevatten. Praktisch gevolg had echter de aanwijzing
vooreerst niet. In 1717 werd door Margi’aff, een’ der directeuren
van de Pruissisclie Académie van wetenschappen, de aandacht
teruggeleid op de ontdekking, doch eerst 25 jaren later werd
zij door Achard, zijn’ leerling en opvolger, metterdaad en
niet zonder loonend nitzicht ter harte genomen. Achard’s
proeven vonden een krachtigen steun bij Frederik H , docli
het eilaiid , eer achteruit dan vooruit, De productiekosten zijn er
énorin gestegen en ondanks de vrij goede installaties, blijft het
rendement onbevredigend.