
inboorling plaatst, als de overlieersclier wiens prestige niet
zou veroorloven dat hij toont als elk mensch voor zijn
hrood te moeten werken. Ziet den kleurling, die zich nader
tot het blanke dan tot het inheemsche ras en zich hierboven
verheven wanend, in den regel liever als klerk of opzichter
een bekrompen bestaan geniet, dan door het aanleeren van
eenig ambacht zich den weg tot fortuin te openen! De kleurling
wil „mijnheer” zijn en het begrip daarvan schijnt han-
denarbeid niet te gedoogen. De volbloed-Nederlander is over
het algemeen niet verständiger ; hij kah zijn meerderheids-
gevoel tegenover den inboorling moeielijk overwinnen; hij
moet de heer en meester, de inboorling zijn dienaar zijn.
De niet zeldzame uitzonderingen bewijzen intusschen dat
men zijn waardigheid niet vergooit door arbeid en samenwerken
met de inboorlingen, wier natuurlijke aanleg hoven.
twijfel verheven is. De meer nederige, wij zouden zeggen
verständige Nederlanders, die zich op Java aan eenig ambacht
wijdden, pinkten de vruchten van hunne arbeidzaamheid
zooals onze Duitsche en Fransche breeders zich reeds lang
praktisch en onbevoordeeld op dit terrein toonden.
R I J S T . (Pari of Padi).
Botanische heschrijving". Oorspronkelijk voorkomen.
Geographische verbreiding. Soorten en
v a r ië te iten .
De schier eindelooze soorten en varieteiten van het rijst-
gewas vormen het geslacht Oryza, dat tot de familie der
Gramineeen behoort.
De rijst is een overjarig gewas al wordt zij als éénjarig
geteeld en groeit met een ronden, hollen, menigvuldig geleden
stengel, tot een hoogte van een tot zes , op zeer welige
gronden zelfs van negen tot tien voeten op. De hladeren
ontspringen als bij alle grassen, aan de knoopen van den
stengel en omvatten dezen tot op zekere hoogte als een
scheede. Afwisselend aan weerszijden van den stengel ont-
.spruitende, zijn zij spiraalsgewijs om dezen hevestigd en
ontwikkelen zij zich lijnvormig, onverdeeld, gaafrandig, overlangs
met evenwijdige lijnen doorsneden en schier altijd
omgebogen.
De groote verscheidenheid die het geslacht Oryza aanbiedt,
mag men zeker wel als een resultaat van zijn verbreiding
en cultuur beschouwen. Het zou moeielijk vallen de oorspronkelijke
type nu nog aan te wijzen. Vermoedelijk behoort
het gewas oorspronkelijk in het Zuiden van Azie te huis;
sinds onheuchelijke tijden (2800 j. v. Chr.) was de rijstcultuur
in China echter reeds een hoofdtak van den landbouw en
de Hindoes hebben haar voor zoover men na kan g a an , op
Java ingevoerd.