
daarna in verdund zontznur opgelost, genentraliseerd, na
bekoeling gefdtreerd en vervolgens gemengd met 2/3 van
hun geMÜcht aan Salseignette-zout. Na 12 uren zondert men
door filtratie de neergeslagen tartraten van kinine en cinchonidine
af, droogt en weegt deze. Door ze nn andermaal
in zontzuur op te lossen en a^n de solutie soda en aether toe
te voegen, hlijft de cinchonidine nagenoeg onopgelost terwijl
de aetherische solutie van kinine aan de lucht verdampt, na
bij 100° gedroogd te zijn, de hoeveelheid watervrije kinine
aaiiAvijst en bij aftrek , de hoeveelheid cinchonidine leert kennen.
Uit de van de hiervoren behandelde tartraten gescheiden
moederloog, slaat men met soda de alcaloiden neer, die men
door filtratie afzondert en goed nitspoelt. Na behoorlijke droging
behandelt men de massa met spiritus van 40 ®/o, waardoor
de cinchonine onaangetast en het aniorph-alcaloid opgelost
wordt. Waar kinidine A'oorkomt, moet deze door kalium-jodide
als joodwaterstofzure verbinding nit de moederloog worden
neergeslagen.
Hoe gebrekkig en onvolledig deze aantooning ook zij, leert
ze toch dat de analyse van kinabast geen eenvoudige zaak is
en de scheikundigen blijven dan ook steeds zoeken naar ver-
hetering en volmaking, ook in dien zin , dat eenvoud en geniak
aan de praktijk te gemoet kunnen komen.
Algemeene en slot-besc l i ouwingen.
Van een oA'erwegend praktische en economische beteekenis
is de meermalen gestelde vraag ,,Wat de toekomst der kinacultuur
belooft.” Bij deze vi-aag heeft men voornamelijk op
het oog de gevolgen van de acclimatatie van de kina buiten
hare oorspronkelijke grenzen en het rusteloos streven der
scheikundigen naar synthetische bereiding van kinine.
Het zal wel niemand in den zin komen de vraag apodictisch
te beantwoorden. De wetenschap lieeft zich mächtig getoond
en het is volstrekt niet onmogelijk, veeleer zeer waarschijnlijk
, dat het haar eenmaal gelukken zal, längs kunstmatigen
weg de kina-alcaloiden te voorschijn te roepen. In dit geval
zal aan de cultuur van kina op groote schaal, als lieden in
ondei-scheiden landen reeds aanvaard, natuurlijk een gewel-
dige slag worden toegebracht en is wel tamelijk zeker, dat
de kinakweekers het lot te dragen zullen hebben, dat den
kweekers van meekrap en in zekere mate ook die van indigo
reeds getroffen heeft, door de kunstmatige bereiding van
kleurstoffen. Intusschen zou men, met zulke gevaren voor
oogen, wel huiverig moeten zijn tegenover elken tak van
nijverheid waarop de vorderingen der wetenschap van ingrij-
penden invloed kunnen worden. Een ander geval is echter
de blinde ijver waarmede sinds eenige jaren in onderscheiden
kolonien , de teelt van kina uitgebreid werd en nog steeds wordt.
De vrees die men reeds 50 jaren geleden toonde voor eventueele
extirpatie van de oorspronkelijke bronnen in Zuid-
Amerika , is tot heden niet gesteund door feiten. Zuid-Amerika
blijft de markt geregeld vooi'zien; daar is nog geen uitziclit
op gebrek en men heeft er zelfs de geregelde voortkweeking
van kina met kracht en ernst aauA'aard. De cultuur treft er
natuurlijk de uitnemendste voorwaarden van bodem en klimaat,
die goed maken wat de kweekers er mogelijk aan zorgen
zouden kunnen tekortschieten.
Bij millioenen en nogmaals millioenen teilen de kina-plan-
tages in Bengalen, Madras, Ceijlon, op Java en Jamaica,
om van andere landen niet te spreken, hare kinaplanten en
slechts van het tegenwoordig standpunt uitgaande, moeten
die alle te samen binnen een achttal jaren zooveel product
kunnen afwerpen, dat de markt daardoor dreigt overvoerd
te worden. Het moge onmiskenbaar zijn, dat de consumtie
van kinabast steeds toeneemt, het gestadig toenemend verbruik
kan onmogelijk in verhouding staan tot de voortdurende
uitbreiding van plantsoenen. De kinaplanters hebben hunne
berekeningen niet gegrond op actueele prijzen, maar gemeend
voorzichtig te handelen door die prijzen voor de toekomst met
50 en meer ten hondei'd te verminderen. Het is echter te