den zoon van a n a t h , Israels Bigter *), wordt geeerd, zoo
is het kasteel eerst in 1107 gebouwd door hugo van St.
Omer, toen Heer van Tiberias, om van daaruit het nog
niet overwonnen Tyms te bestoken. He vesting komt sedert
in de geschiedenis der Kruistogten voor als Toron of Toronum.
S a la d in veroverde haar na een zwaar beleg in 1187. Ver-
geefsch trachtten de Christenen 10 jaren later Toron te herne-
men. In 1219 werd de sterkte gesiecht, opdat de Christenen
er niet op nieuw in zouden nestelen; nogtans schijnt znlks
later te hebben plaats gevonden, want in 1266 wordt nogmaals
van eene verovering door de Saracenen gewag gemaakt, na welken
tijd hamed-e l -beg s voorvaders in de ongestoorde leenheer-
schappij der Belad-Besjarah, met Tibnin als hoofdplaats, zijn
gebleven. Yraagt gij mij, of Tibnin andermaal een beleg zou
kunnen verduren, in den toestand waarin Ik het vond, zoo is
mijn antwoord, dat eene batterij van zwaar geschut, de ont-
zaggelijke muren weldra zou te neder werpen. Oorlogsgeweld,
aardbevingen en oudheid, hebben het kasteel reeds voor het
grootste gedeelte verwoest. "Van buiten is dit niet zoo op-
vallend; maar in mijne omdoolingen tusschen de ingestorte
gewelven van binnen heb ik mij verwonderd, hoe de beg zijn
leven in deze ruine veilig waant. Genoeg zij het gezegd, Tibnin
is eene vesting onder den scepter van het Turksche rijk.
. Zoo ik mij niet bedrieg, dan is er kans dat ik morgen mijne
togten zal kunnen vervolgen. De wolken beginnen te breken
en de omringende, bergen komen weder te voorschijn. H amed-
e l -beg stelde mij voor om eenige toeren in den omtrek te gaan
doen; gaarne zou ik dit vriendelijk aanbod aannemen, indien
ik nog eene week tijd had om te Tibnin te vertoeven; doch
mijne dagen zijn zoo zeer beperkt, dat ik mij haasten moet.
om verder te komen. Ik zal mij dus te vreden stellen met
eenige oude plaatsen te bezoeken, welker ligging de Prins mij
heeft uitgeduid, nemende koers van hier W.Z.W. naar het kasteel
van Sjemma, en van daar zuidelijk, naar dat de om-
standigheden mij zullen leiden.
1) Rigt. I I I : 31; V : 6. Zie e . c a r h o l t , Itincraircs pag. 378 en 394.
Het was 8 ure voor wij den volgenden morgen reisvaardig
waren. De beg was niet opgestaan, en ik vreesde te veel tijd
te verliezen door nog langer op hem te wachten, om hem vol-
gens onze Westersche gewoonte een erkentelijken afscheidsgroet
toe te brengen; ik had evenwel reeds meermalen opgemerkt, dat
de Oostersche gastvrijheid op dankbaarheid minder aanspraak
maakt, dan die van het We'sten. Ik ging daardoor gerust ge-
steld mijnen weg, terwijl de vriendelijkheid des ouden b e g s ,
door het gemis van een1 afscheidsgroet, niets minder dankbaar
in herinnering zal blijven.
De kasteelsheuvel afgereden, trokken wij längs het dorp Tibnin,
aan welks ZW.zijde een klein vierhoekig .fort is met torens voor-
zien; maar dat mij van geenerlei waarde toescheen, dewijl het
noch tot voordeel, noch tot nadeel van het groote slot kan
strekken, zoodat ik ook niet verwonderd was, zijne inwendige
ruimte in een1 geitenstal te zien herschapen. Eene breede wadi,
de vallei van Hemma genoemd, loopt van hier westelijk aan,
ongeveer een uur ver, en wordt daar door eenen heuvel be-
sloten, waarop het dorp Haris is gelegen. Wij hielden de N.lijke
berghelling der wadi, latende het dorp Aitheh aan gene zij de
tegen over ons liggen. Te Haris hield ik stil om observation
te nemen. De hooge ligging van het dorp is daartoe allezins
geschikt; men ziet van hier een aantal dorpen van de Belad-
Besjarah, Tyrus, Tibnin, den Hermon en een gedeelte van
den Libanon. Desniettemin had ik groote moeite om te dezer
plaatse de metingen te volbrengen; want de onkundige, en aan
Europesche reizigers ongewone inlanders, konden maar nietbe-
grijpen, wat ik daar toch op het hoogste dak van hun dorp
met dat instrument uitvoerde, waarom of ik toch naar al de
merkwaardige punten in den omtrek stond te kijken, en waarom
ik naar al de namen vroeg der omliggende plaatsen. Het was
verraad of tooverij dachten ze, en stond met de recrutering in
het naauwste verband; door op die bergen en dorpen met het
instrument te zien, werd hun land vervloekt, zoodat het voor-
taan magteloos zou zijn tegen over den vijand, terwijl tevens
alle vruchtbaarheid moest verdwijnen. Onder de oude mannen
waren er wel eenigen, die, door mijn gids gerust gesteld, be-
hulpzaam waren in het opgeven der namen; maar de vrouwen