er bijna geen inwoner der stad, die den goeden Doctor niet
met eenige kwaal, wezenlijk of ingebeeld, kwam lästig vallen.
Ik dacht, toen ile dit zag, aan de op de steenrots bezaaiden
uit de gelijkenis van den zaadzaaijer l). Daar is het beeid van
de zieken, die gaarne tot den Medicijnmeester komen, om ge-
holpen te worden als het geene moeite kost; maar als er opof-
feringen xnoeten gedaan worden, als de weg naauw en moeijelijk
wordt bevonden, dan wijken ze af, omdat ze hunne krankheid
nimmer regt hebben gekend, nimmer hun gevaar regt hebben
ingezien. Ze verbeelden zieh gezond te zijn en hebben den
Medicijnmeester niet noodig.
Och, dat ook de andere gelijkenis hier zijne toepassing vond !
ik meen die van Jes. L Y : I 3), waar de Heer zijne hulpe om
niet aanbiedt, het water des levens, wijn en melk zonder geld
en zonder prijs. Maar helaas! dat loopen tot den hemelschen
Medicijnmeester, om geholpen te worden om niet, zooals het
zoeken van, de geneesmiddelen van mijn reisgenoot, dat wordt
weinig gevonden. Wel zijn velen genegen groote sommen voor
den Geneesmeester nit te geven, maar het om niet is een drem-
pel waarover het heenstappen veel moeite kost.
Wat nu onze onderzoekingen van den Karmel aangaat, zoo
dacht ik, door de ondervinding geleerd, dat ik, door den firman
des Sultans en lastbrief des Pasja’s, bij den Metzellim van
Khaifa welligt het meest over dit gebergte zou te weten komen.
En zoo was het ook werkelijk. Ik begaf mij dezen morgen
naar den divan des Metzellim’s , een vnil krot van een
vertrek in het gerulneerde kleine havenkasteel; en vroeg, in
antwoord op de gehoorzaam aangeboden diensten des Gouverneurs,
naar införmatien omtrent de dorpen en ruinen in het Karmel-
gebergte gelegen, en voorts om eenen wel met de localiteiten
behenden gids te paard, die mij tegen behoorlijke betaling, der-
waarts zou begeleiden. Een paar oude Arabieren werden ont-
boden, om de bßgeerde inlichtingen te geven; want de Metzellim
zelf was te weinig met zijn onderhoorig gebied bekend om mij
te kunnen voldoen. P h i l i p maakte een lijstje van de plaatsen
en rigtingen, die zij opnoemden, en na duidelijke ophelderingen
aangaande de te nemen wegen, besloot ik om van Khaifa
rondom den NW. hoek des Karmels, te gaan naar 'Ain-Haud;
van daar, over eenige ruinen in het midden van het gebergte,
naar Ksßeh, waar een anderen gids ons naar eene piek op den
ZO. hoek des Karmels zou brengen, el-Mohhralca, d. i. de ver-
hrande plaats genoemd; en voorts over Kaimoun, aan den ZO.
lijken voet des bergs, door de heuvel-schakels ten zuiden des
Karmels, naar Cesarea; om van daar eindelijk over de ruine
van Lejoun naar Jewin te reizen, zijnde het voor verderetogten
noodzakelijk däär eenen nieuwen gids aan te nemen. De chajal,
dien de Pasja van IAhha mij tot aan Khaifa had meegegeven,
was niet zoo volkomen met de oude localiteiten bekend als ik
noodzakelijk had gevonden. Het was mij duidelijk geworden,
hoe veel er op eenen goeden gids aankomt, en daarom nam ik
de vrijheid dit den Gouverneur van Khaifa voor te houden,
met het verzoek om mij niet aan verheer de aanwijzingen van
een’ chajal bloot te stellen.
— Ik zal u mijn eigen broeder meegeven, was het beleefde
antwoord van den Gouverneur.
Dat was te veel dacht mij, en ik wenkte p h il ip om dit den
Gouverneur te vertolken; maar de knaap merkte met een effen
gezigt op, dat de uitdrukking //mijn eigen broeder,” niet zoo
letterlijk moest verstaan worden, daar het niets anders dan eene
Arabische spreekwijs is, die in dit geval meende //iemaud, dien
ik hetzelfde vertrouwen schenk als mijn’ eigen broeder.”
Leugenachtig volk! Hoe is het ook hier waar, wat eens aan
PETKiJS werd voorgeworpen: //uwe spraak maakt u openbaar 1).”
De zoogenaamde //broeder des Metzellim’^,” een vuile, lange
Bedouin, een der schurkachtigste gezigten, die ik nog heb
ontmoet, met eenen sabel en langen piek gewapend, kwam wel-
dra voor. De muilezels zouden opgeladen worden; maar een
oponthoud van een uur moest ik mij nog laten welgevallen.
Een der lastdieren was mank geworden en kon niet meer voort.
Nogtahs wilde de mukhari het opladen, waarschijnlijk met het
vooruitzigt, om eenmaal van Khaifa vertrokken, mij te nood-
zaken in het een of ander dorp stil te houden, totdathij eenen
anderen muilezel van ''AJcJca zou hebben gehaald, waarvoor hij
mij iederen prijs die hem aanstond, zou hebben afgedwongen,
in de onmogelijkheid als ik anders was om verder te reizen,
daar men in de kleine dorpen niet ligt aan muilezels kan