afgeloopen jaar hadden aangedaan, en welker gezagvoerders met
hunne handteekening de hen door hem bewezene diensteil hadden
bevestigd. Nu begeerde Mr. finzi , dat ik zijne voorspraak zou
wezen, indien Gods Yoorzienigheid mij immer den weg daartoe
mögt openen. Ik antwoordde hem, dat dit niet waarschijnlijk,
ofschoon niet onmogelijk was; en ik weet niet beter te doen,
dan n, mijn vriend! deze omstandigheden al dadelijk mede te
deelen. Het kon zijn, dat gij gelegenheid hebt om de bevoegde
autoriteiten in Groot-Britanje er op opmerkzaam te maken.
Waarom niet? Mögt dit het geval zijn, dan voeg ik er van
harte gaarne de getnigenis bij, dat ik signor finzi’s bereid-
willigheid en ijver, om mij van dienst te zijn, als een’ reiziger
hem door den Britschen Consul van Jeruzalem aapbevolen, met
den meesten lof dankbaar erkenne, en dat ik, onkundig als ik
echter ben van de redenen, waarom zijne diensten tot hiertoe
niet ruimer werden beloond. redenen die te eerbiedigen. kunnen
zijn, mij echter veroorlooven moet op te merken, dat zijne reclame,
om zoowel als Dr. assaad x k a ta t, Britsch vice-Consul te
Jaffa, in Engeland wel bekend, bezoldiging te ontvangen, mij
billijk en gegrond voorkomt.
Behalve mijne gewone karavaan vergezelde mij weder veilig-
heidshalve een gewapende gids, tevens belast met een geschrift
van den Pasja aan de dorpshoofden tot bevordering van mijn
doel. Door de modderige straten en tusschen de overmoedige
slordige Soldaten, die ’Akka tot een regt nest van wanorde
hebben gemaakt, met al hun schijn van krijgshaftigheid bij
een eindeloos getrommel en gepijp, vonden wij onzen weg naar
de poort. Anderhalf uur rijdens, ONO.lijk aan, door de vlakte,
die hier tainelijk is beboüwd, bragt mij tot den rotsigen opgang
der heuvelen, voorbij het dorp el-Mekr tusschen liefelijk olijf-
geboomte; en voorts een tweede anderhalf unr naar het Druzen-
dorp Yerka. Men heeft van hier een klaar gezigt van de groote
vlakte met hare dörpen en ruinen. Yerka ligt omtrent zoo
hoog als het klooster van den Karmel. Het is een öud dorp,
gelijk de overblijfselen, die men er ziet, getuigen. De Druzen
waren er vriendelijk en onthaalden mij op hunne wijze op koffij,
terwijl ik er metingen nam; nogtans vond ik ze minder eer- .
biedig dan de Matawileh’s van Belaä-Besjarah.
Yan hier in dezelfde rigting voortgaande wordt het bergpad
allengs steiler, en moeijelijker wegens het rotsachtige terrein.
Anderhalf uur voorbij Yerka, draaide de weg ZO.waarts. Hier
vond ik 7 oude putten en, op eenigen afstand van daar, een klein
gebucht, welks inwoners, volgens mijn gids, van deze putten
hun drinlcwater halen. Hij noemde de plaats Churbet Meble.
Daarna keert zieh de weg weder naar het NO., en daalt van eene
steile hoogte in eene fraaije vallei naar beneden. Aan de NO.zijde
wordt dit dal Merj-Nerob genoemd, en door eenen hoogen en
steilen bergmuur besloten. Ylak aan onzen voet lag het dorp
el-Ba'neh, met oude ruinen, olijftuinen en eenen fraaijen vijver;
links van daar, aan den voet der rotsmuur het gehucht Beir-el-
Asad. De rotsen vertoonen hier de donkere openingen van
natuurlijke holen. Yerder naar het NO. ligt het dorp Nahef,
en nog verder het oude Bama van n a f th a l i *), op den top
eens hoogen heuvels. Naar het ZO. vereenigt zieh de vallei
met eene tamelijk begroeide vlakte, waarin men de ruine ziet van
een kasteel uit den Kruisvaarderstijd JDeir-Hana of het klooster
van st. ja n genoemd, terwijl de vallei el-Marah naar het ZW.
en zuiden loopt, met het dorp Medjdel-Keroum in hären schoot.
Omstreeks een kwart uur ten zuiden van Baneh ligt eene ruine
op de O.lijke hoogte der vallei. De gids noemde ze insgelijks
el-Ba'neh. Er staat nog een kolomstuk overeind, en rondom
liggen de overblijfselen van eenen tempel verspreid. Op den
aldaar versch geploegden akker lag het vol van de kleine kalk-
steenen en marmeren dobbelsteentjes; die eenmaal als vloer-
mozaik in den tempel hebben gediend. De geele, har de kalk-
steen waaruit deze pilaren zijn gehouwen, vertoont op de breuk
allerlei fossielen.
Nog een half uur rijdens bragt mij tot het Moslemsche dorp
Medjdel-Keroum. De Sjech toonde er aanvankelijk weinig zin
om ons te herbergen. Zijne vuile woning scheen mij ook alles
behalve aantrekkelijk toe. Maar de gids openden den -lastbrief
des Pasja’s en daarmede de geslotene deur. Die receptie. viel
af bij al het tot hiertoe ondervondene. De Sjech gehoorzaamde,
doch niet van harte. Wat zal ik tot zulk eene gedwongene
gastvrijheid zeggen?
Bij Medjdel-Keroum keert de vallei zieh naar het Z.westen >
vlak op den kloosterhoek«, des Karmels aan. Zij behoort tot
eene der fraaiste wadi’s, die ik nog gezien heb. Overal bouw