zonde van Israël gesproken, vervuld worde, terwijl ik met blijde
hoop het oog naar boven sla, geloovende en verwachtende, dat
alzoo zeker als die vloek is voleindigd, ook de belofte niet zal
uitblijven, (Deut. XXX : 1—10 ) //want de Heer zal wederkeeren,
om zieh over u, o Israël! te verblijden ten goede, gelijk als
Hij zieh over uwe vaderen verblijd heeft, — wanneer gij u
zult bekeeren tot den Heer, uwen God, met uw gansche hart
en met uwe gansche ziel.” -— //En de Heer, uw God, zal al
die vloeken leggen op uwe vijanden en op uwe haters, die u
vervolgd hebben.”
Zeg mijn vriend ! kent gij iets heerlijker, dan de vervulling
dier groote barmhartigheid Gods? Ja, mij dunlct, ik kan soms
iets. gevoelen wat dat //leven uit de dooden” voor de geheele
heidenwereld zijn zal, ten gevolge van de verzoening van Israël,
als de Yerlosser uit Zion komen zal en de goddeloosheden van
jakob afwenden1). O! kon ik u laten gevoelen, wat er bij
dat denkbeeid in mij omgaat, gij zoudt met mij uitbarsten
in het:
»Al laagt g’ o, Israël! als weleer,
Gebnkt bij tichelsteenen neêr,
Toen gij aw juk moest dragen,.
En zwart waart door uw dienstbaarheid,
U is een beter lot bereid ;
Uw heilzon is aan ’t dagen.” 2)
Ja, //want de genadegiften en de roepingen Gods zijn onbe-
rouwelijk.” 3)
Anderhalf uur van Tyrus leidt de weg over den Leontes-
stroom, op een klein half uur afstand van het strand. De
rivier, die bij het kasteel van Sjukief den naam van Litani
draagt, wordt hier Kasmiëh geheeten. Hare snel afstroomende
wateren kronkelen zieh met vele bogten door de vlakte, nadat
zij, sedert het verlaten van het dal van Coelo-Syrie, uren
lang in de vroeger beschreven rotsgeul zijn besloten geweest.
Van hären oorsprong bij Baal-bek tot aan de zee heeft de
Leontes bijna 4000 voet verval. Een stevige steenen brug van
één’ boog verleent tot de overzijde toegang; de brug is nieuw,
en naar ik uit de reisbeschrijvingen ontwaar, reeds dikwijls
hernieuwd geworden. De overtogt over den Leontes is menig-
edn noodlottig geworden, wanneer die zwemmende moest plaats
hebben. Aan de zuidzijde der rivier staat eene vermaarde chan,
el-Jednd geheeten, als ook de ruine van een oudenburg, thans
Bursj-el-Jehoudi, d. i. de bürg der Joden genoemd. De weg
draait vervolgens naar het strand; doch niet geheel tot aan
de zee, maar loopt op een klein kwartier afstands evenwijdig
met de kust voort. De heuvelen beginnen op een groot half
uur van de zee; längs hunnen voet loopt een voetpad, dat rei-
zigers nimmer schijnen te nemen, maar dat de opmerkzame
zendeling Thomson meende, tot de ontdekking van oude over-
blijfselen van steden. kon leiden. Wij sloegen het dan in, en
vonden werkelijk dat de heuvelen hier van oogenblik tot
oogenblik de een of andere bijzonderheid vertoonen. Eerst
eene menigte oude, groote, Vierkante bouwsteenen en grafspe-
lonken. Een herder, die zieh hier omstreeks ophield, noemde
de plaats Kefr-Laäe; daarna, aan gene zij de van de Nahr-
Blaswad, een kleinen winterstroom, de lokaliteit eener andere
stad, Bjel-Arob geheeten,. met uitgestrekte steengroeven, die,
door ■ de trapswijze uitzaging der steenen, eene vreemde regel-
mätigheid van vorm hebben behouden. Nog wat verder,3a uur
van Tynos, de .ruinen v.an Mokaira, aan den voet van een hoo-
gen heuvel, waarop een dorpje ligt met eene weli, zeer kenne-
lijk door haar witgepleisterd koepeldäk. Eenen landbouwer, die
daar ploegende was, vroeg broeder Thomson, welke heiligedaar
begraven lag.
— Wat gaat het u aan? Ik weet het niet, hernam hij.
— Een reiziger weet gaarne de namen der plaatsen, die hij voorbij
komt. Ligt daar een yoornaam heilige begraven, dan strekt
het immers tot zijne eer en tot de eer van hem, die het graf-
teeken. bouwde tevens, dat men zijnen naam kenne. .
— Die daar begraven ligt is Nabi zeb; maar de man, die
zijn graf bouwde hebt gij noch ik ooit gekend.
— Niet? Hoe lang is dat.dan wel geleden ? Wie was Nabi zee ?
.r—r .Lästige vrager, hoe nieuwsgierig zijt gij! Nabi zee was
de heef van jozua, den zoon van nun, t-t- was het norsche
antwoord van den gemelijken Matawileh.
De rotsen worden hier hooger, loodregter en reiken digter
aan de. kust, die eene soort van kleine baai vorrat, aan welke
de ruinen van Adloun gevonden worden, in geen anderen vorm