met ligchaam en knieen hooger te kruipen. Nu en dan gleed
ik weder een paar voet naar beneden, maar kwam ten laatste
toch de gevaarlijke plaats voorbij.
Zoo levert mij elke dag een belangrijken voorraad van on-
derzoekingen op. Daarbij is het weder door de koele tempe-
ratuur der lucht voor dezen arbeid thans bijzonder günstig.
Ook het bergklimaat is hier zoo aangenaam en gezond, dat ik
wel zou wenschen er met vrienden en magen te koloniseren. Maar
de werkzaamheden zullen mij weldra elders roepen. Dr. k alley
is reeds naar Ibl vertrokken, waar hij gelegenheid tot Evan-
gelieverkondiging vindt en mij zal inwachten. Yoor ik afreis
hoop ik echter Kalat-Bostra te bezoeken. Ik heb er reeds de
noodige schikkingen voor getroffen; morgen ochtend vroeg rijd
ik met w il l iam uit; wij zullen den dag besteden aan het
nemen van schetsen iii de Jordaan-Mallei; nicola zal zieh
savonds, na het huis goed gesloten te hebben, met mijn be-
diende, beddegoed en mondkost te Basjeiya-el-j'ochar bij ons
voegen; ook w il l iam ’s vader zal ons _ daar rendez-vous Dg even,/
daar er verscheidene van de inwoners zijn, die hem verzocht
hebben hun het Evangelie te komen prediken; en na alsdan
den nacht in dit dorp te hebben doorgebragt, gaan wij geza-
melijk den volgenden ochtend naar Kälat-Bostra.
12 Januarij.
Hoe menigmaal zien wij ’s avonds de zon in het goudrood
van het onbewolkte westen ondergaan, en meenen een even
glorievollen morgen te kunnen voorspellen, als in het midder-
nachtelijk uur de hemel zieh achter graauwe wolken verbergt
en de morgenstond in droevige nevelen aanbreekt. Zoo was
het ook op mijnen togt naar Kalat-Bostra. Eeeds den vorigen
middag werd het weder dreigend; maar de wolken klaarden op,
en mooi weder te hebben als men regen vreest, is een dubbel
genot. Ik had dien dag de wateren van Merom geschetst,
omgeven als de zilveren spiegel daar ligt door de blaauwe bergen
van Keäes en de daar over hegn zigtbare toppen van Sa/ed.
De lucht was zoo helder, dat ik de Toräaan tusschen hetmeer
Houleh en de Galileesche zee duidelijk kon onderscheiden,
zelfs een gedeelte van de laatste en de haar omringende bergen.
Op den voorgrond vormde het olijfbosch een vaal-groen tapijt,
het welk tegen den avond, wanneer deze boomeil de topblaadjes
met hunne zilverwitte ruggen opwaarts keeren, de vreemdste
kleurverandering onderging. De natuurschoonheden waren zoo
verleidelijk, dat de nacht mij in het gebergte zou hebben over-
vallen, indien niet e l ia s jacoub , bij wien broeder Thomson
ons wachtte, ons had komen zoeken en naar zijne woning ge-
leiden. Daar zaten wij op zindelijke matten, en tegen kussens
geleund, die bij wijze van eenen divan längs den muur waren
geplaatst. Yader Thomson rookte zijne nargila; n icola had
al onze zaken reeds uitgepakt, en wij verkwikten ons op het
best aan de warme thee en de meegebragte koude keuken; ter-
wijl een twintigtal dorpelingen rondom ons zaten gehurkt, en
een even groot getal vrouwen in eenen hoek van het vertrek
stonden te wachten, tot dat wij onzenmaaltijd zouden geeindigd
hebben en de godsdienstoefening een aanvang zou nemen. ’t Is
wel waar, onze paarden en ezels stonden aan eene zijde van
de. kamer, en op de vraag, of ze bij ons in het slaap vertrek,
dan wij bij hen in de stal gelegerd waren, zou ik geen beslissend
antwoord weten te geven; maar toch die uurtjes van ontspan-
ning in het midden der ongepolijste, maar vriendelijke dorpelingen,
na den geheelen dag in de bergen te hebben rondge-
zworven, behooren tot de aangenaamste mijner reis. Onze
medegasten gaven ons al vast voorloopige beschrijvingen van
Kälat-Bostra. Eene andere ruine van hoogen ouderdom had
broeder Thomson heden ontdekt, een half uur ten noorden
van Bäsjeiyd, op den weg van hier naar Häsbeiya. De inlanders
noemen ze Kefr-Hhabour. Na de godsdienstoefening werden
de pijpen nog eens gevuld, en eindelijk brak het uur aan,
waarin wij weder ten prooi aan huppelend ongedierte zouden
nederliggen.
Toen het den volgenden morgen regende en de Hermon geheel
in de wolken verborgen was, moesten wij den verderen togt
opgeven. W il l iam ’s vader- keerde dadelijk huiswaarts, entoen
de lucht een uur later niets beters beloofde, keerden ook wij
naar Häsbeiya terug.
Yerbeeld u mijn schrik, toen ik aan mijne huisdeur afstapte.
N icola wilde de deur openen, maar vondt het slot gebroken.
O hemel! daar zijn dieven geweest, riep hij uit. Ik trad binnen
en wraande eerst te droomen. Alles lag -in de grootste verwar