Maar neen, zoo was zijne meening niet.
■— Baksjiescli, baksjiesch? brulde hij, en zette zieh tegen
over mij aan den kaut van den put nederf terwijl hij zijne pijp
voor den dag haalde en die zeer bedaard aanstak, waardoor ik
overtuigd werd, dat hij volstrekt geen voornemen had, om mij
vooreerst te vertaten.
En voor er vijf minuten waren verloopen, kwarnen er nog
een half dozijn van zijne collega’s opdagen, die zieh weldra
in een’ zeer socialen kring om mij henen plaatsten, zoodat
ik alle gedachte moest opgeven om de overdenking van het
geliefkoosde hoofdstuk voort te zetten.
Een chorus van //baksjiesch?” met allerlei ■ variatien, op
hetzelfde thema, werd thans op mij afgerigt. Ik deed hen door
philip vragen, op welken grond zij een baksjiesch begeerden,
met verzoek tevens dat zij zieh wilden verwij deren. Het ant-
woord was: — Ons behoort het land en den put; en geen
vreemdeling heeft het regt hier te komen zonder ons een1
baksjiesch te betalen. Wilt gij in den put afdalen? Hier is een
touw, dat wij voor dit oogmerk hebben meegebragt. Wij zullen
u veilig aflaten; gij kunt den put van binnen bezien, en
als gij weder boven komt, betaalt gij ons den baksjiesch?
— Maar wat doet u veronderstellen, dat ik uwen put wil
onderzoeken? Integendeel, ik weet geheel, hoe de put er van
binnen uitziet, en begeer er dus geenszins in af te dalen.
Wees daarom zoo goed en neetn uw touw weder mede naar
huis en laat mij alleen.
Ik had er bijna bijgevoegd: — dan zal ik u een baksjiesch
geven; maar ik dacht, als deze schurken zien, dat een baksjiesch
verdiend wordt door een reiziger alleen aan den put te
laten, dan, is er veel kans, dat als zij zijn vertrokken, eene
andere partij van de hunnen op mij af zal komen, die mij
;nog meer hinderen ; indien het mogelijk is, dan zij.
— Als de chawadsja niet in den put wil gaan, dan zullen
wij er voor hem ingaan, zeiden zij toen, en hem verteilen, hoe
de put er uitziet, als wij weer boven komen; maar een baksjiesch
moeten wij hebben in ieder geval?
— Ook dat begeer ik niet. Geloof, hetgeen ik u zeide. Ik
weet, hoe de put inwendig gesteld is. Laat mij alleen. Anders
begeer ik niets. Wat drijft u om te veronderstellen, dat ik u
of mij zelven naar beneden in dien put wil hebben?
— Wel, hier zijn reizigers geweest, die wij met deze zelfde
handen en met dit zelfde touw in den put hebben afgelaten.
Sommigen ouzer zijn mee naar beneden geweest, en wij zijn er
goed voor betaald geworden. Wij zullen u even zorgzaam aflaten,
als wij hun gedaan hebben.
O, dacht ik, gij Dr. w i l s o n , is uwe edelmoedige belooning
de oorzaak van de stoornis, die ik thans ondervind? Green won-
der, als gij aan die geldwolven edns een1 baksjiesch hebtuitge-
deeld, zoo als zij welligt er nimmer te voren een hadden ont-
vangen, en geen wonder als andere reizigers na u, overbluft
door het gebulder der Arabieren, hun dezelfde schatting hebben
betaald, dat zij hopen, hetzelfde thans van mij en van ieder
reiziger te genieten, die j a k o b ’s fontein bezoekt. Maar neen
zoo moet het niet zijn! Wij zijn Mr. b o n a r en Dr. w i l s o n
grooten dank verschuldigd voor de onderzoekingen, die zij in
j a k o b 1 s put deden; maar nu wij eenmaal weten, dat de put,
die in m a u n d r e l l ^ tijd nog 105 voet diepte had en 12 voet
water,. volgens w i l s o n ’s meting slechts 75 voet houdt en slechts
zeer weinig water, een bewijs hoe ijverig de reizigers van
m a u n d r e l l tot op w i l s o n s tijd zijn geweest, om zieh door
het inwerpen van steenen .te overtuigen van hetgeen de Schrift
zegt: //de put is diep;” nu wij vooral door w i l s o n weten, hoe
de put er inwendig uitziet, namelijk eene boring in de vaste
rots van 9 voet middellijns, die door een koepelvormig dakge-
welf is overdekt, waarvan het thans op denbeganen grond zigt-
bare kleine gat den ingang vormt; nu ook b o n a r ’s in dien
put gevallen Bijbel er door y a k o u b , den Samaritaanschen jonge-
ling, dien w i l s o n er in deed afdalen, is uitgehaald geworden,
een der pikantste verhalen, ’ die in de // Lands of the Bible
voorkomen — nu wordt het hoog tijd om de lästige Arabieren,
die in de ruinen aan den voet des EhaVs wonen, te leeren »
dat reizigers het voortaan zonder hen kunnen, en zij het zonder
baksjiesch van de reizigers af te persen moeten stellen. Nog
edns zal het slechts noodig zijn, dat men in ja k o b ’s fontein
afdale, namelijk als de dag gekomen is , dat j a k o b ,s kinderen
j a k o b 1s grond weder zullen beerven en zij den put van het
daarin geworpen puin zullen zuiveren.
Intusschen mijn lästig gezelschap trok niet af. Wel ging er
nu en dan een weg, met een zucht van //Insj1 Allah!1’ (zoo
als God wil) als wilde hij zeggen; nu, als het niet anders