¿irren vloek ondervonden, en wel wordt de Palestina-reiziger
bewogen om te vragen: //wie kan voor Zijnen toorn bestaan?” x).
//Wie zou TJ niet vreezen Heere! en uwen naam niet verheer-
lijken? Want Grij zijt alleen heilig — en uwe oordeelen zijn
openbaar geworden” 2). //Wat zal ik bij u vergelijken, dat ik
u trooste, gij jonkvrouw, dochter Zions? want nwe breuk is
zoo groot als de zee; wie kan u heelen?” 3). Nogtans hij vrage
in deze diepte der vernedering niet: //Wie zal ons het goede
doen zien?” want een Bijbel vol ontfermings-beloften is ons
gegeven. De rij der zegensprekingen overtreft gansch zeer verre
de reeks der vervloekingen. //Als het land om hunnentwil zal
verlaten zijn geweest, en aan zijne Sabbaten een welgevallen
gehad hebben, wanneer het om hunnentwil verwoest was, en
zij aan de straf hunner ongeregtigheid een welgevallen zullen
gehad hebben; daarom en omdat zij mijne regten hadden ver-
worpen, en hunne ziel aan mijne inzettingen gewalgd had —
dan zal Ik gedenken aan Mijn verbond met jakob, en ook
aan Mijn verbond met izak, en ook aan Mijn verbond met
ABK.AHAM zal Ik gedenken, en ook aan het land zal Ik gedenken,
Ik zal hen niet verwerpen, noch van hen walgen om een
einde aan hen te maken, vernietigende mijn verbond met hen:
want Ik ben de heer hun Godl Maar Ik zal hun ten beste
gedenken aan het verbond der voorouderen, die ik uit Egyptenland
voor de oogen der heidenen uitgevoerd heb, opdat Ik
hun tot een God wäre: Ik ben de heer” 4). Dan zal //het
verwoeste land bebouwd worden, in plaats dat het eene ver-
woesting was, voor de oogen van een’ ieder, die er doorging.
En zij zullen zeggen: Dit land, dat verwoest was.is geworden
als een hof van Eden; en de eenzame en de verwoeste en
verstoorde steden zijn vast en bewoond. Dan zullen de heidenen,
die in de plaatsen rondom u overgelaten zijn, weten,
dat Ik, de heer, de verstoorde plaatsen bebouw, en het verwoeste
beplant: Ik, de heer, heb het gesproken en zal het
doen” 5). Hoe verblijd ik mij, dat ik, bij de getuigenis, die
ik aflegge aangaande de vervulling van Gods vloek over Israels
land, ook spreken mag van de elementen van zegen, overal te
midden der verwoesting zigtbaar. Is het niet opmerkelijk, dat
1) Openb. V I : 17. 2) Openb. XV : 4. 3) Klgl. I I ■ 13.
4) Lev. XXVI: 42-45. 5) Ezech. XXXVI % 34-36.
juist de meest afgelegen, de door reizigers het minst of nooit
bezochte streken, de treffendste toonbeelden aanbieden van dien
teruggehouden, maar daarom niet minder in het aardrijk weg-
gelegden zegen? Ja, terwijl de Heer zijne beloften lang ver-
traagt, vergunt Hij, dat wederom deze en gene reiziger, meer
dan sedert honderden van jaren het geval was, in die afgelegen
plaatsen doordringt, den rijkdom van den grond ziet en be-
kend maakt, en zijne getuigenis alzoo tot versterking doet
strekken van hen, die lijdzaam geloovig de vervulling Zijner
toekomst verbeiden.
Tot aan Sendianeh was onze weg van geenerlei belang, zoover
het namelijk persoonlijke ontmoetingen betreft. Het dorp, waar
wij zouden halt maken voor den nacht, Sebann, ligt nog bijna een
nur verder ten NO. tegen de rijzing van het langzaam oploopende
gebergte. Beide deze vlekken hebben een armoedig voorkomen,
daar de meeste huizen van klei en.ruwe steenen zijn gebouwd,
hetgeen hun eenen veel meer onregelmatigen vorm geeft, dan die
van de vierkant gehouwen steenen opgetrokken, welke men overal
ten N. van den Karmel ontmoet. Ik begon reeds te ondervinden,
wat men mij gezegd had, dat de dorpen ten zuiden des Karmels,
veel ellendiger zijn dan die omstreeks den Libanon of het gebergte
van Opper-Galilea, iets, dat met de geaardheid en gods-
dienst der inwoners in het naauwste verband staat. Sendianeh
op eenen rotsheuvel gelegen, had ons door zijn armoedig voorkomen
reeds afgeschrikt. De oude groote vierkante bouwsteenen,
die men er vindt, maken het dorp belangrijk als eene der oude
localiteiten van het Joodsche land; maar baten weinig voor een
geschikt nachtverblijf. Serabin is in dit opzigt niet beter; maar
er was weinig keus: het groote TJm-el-fahm, op gindsche zuid-
oostelijke böschrijke heuvelen, was nog te ver af; Kann lagte
zuidelijk van onzen koers, en het kleine Gadareh, eenkwartier
uurs OZO. van Sendianeh tusschen oude bouwvallen verstoken,
lachte ons evenmin met een goed nachtverblijf tegen. Daarom
besloten wij hier af te zadelen. De Sjech heeft ons zeer be-
reidwillig een onbewoond huis, het verhevenste en beste van
het geheele dorp, afgestaan, en de inwoners zijn hier weltien-
maal zoo beleefd als die gisteren avond te Tantoura. Koort-
sigen, waterzuchtigen en vooral oogzieken zitten, terwijl ik dezen
schrijf, als naar gewoonte om Dr. k a e l e y henen. Arme, arme
menschen!