Misschien dacht gij mij reeds ver gevorderd; en ziet, van
hoeveel zaken is mijne reis afhankelijk! Nogtans is mijn tijd
hier alles behalve verloren. Yooreerst vond ik in de bibliotheek
van den Heer T h o m s o n een aantal boeken het H. Land betreffende,
waarvan mij het doorloopen en uittreksels verzamelen
eene bijna onmisbare voorbereiding is tot mijn werk. Ik moet
erkennen, dat ik zonder hunne inzage veel meer in den blinde
zou voortgegaan zijn. Daarbij is hetgeen mij de Heer Th. in
verbalen en gesprekken over zijne bijna twintig jarige onder-
vinding in dit land meedeelt van nog grootere waarde. Raad-
gevingen en wenken als de zijne, over de manier van reizen,
over den omgang met de inlanders, over geologische en arche-
ologisehe bijzonderheden, vermelding van een aantal nog niet of
weinig bekende plaatsen, aanduiding van de wegen derwaarts,
wat kon mij bij den aanvang mijner reis nuttiger zijn? . Is
het niet bij zonder, hoe mij alles wordt toegevoegd, wat ik in
mijn werk noodig heb?
Yeel, zie ik, zal er gedaan moeten worden door eene vrien-
delijke verhouding met de inlanders. Mijn firman verzekert
mij misschien de ondersteuning van de overheid, waar Ik zulks
zal noodig hebben; maar berigten en aanduidingen over de merk-
waardigheden des lands , b. v. de aloude ruinen, zijn slechts van
welwillendheid, minder van autoriteit te verwachten. Zoo
heeft Br. T-h. reeds ten mijnen behoeve van degenen onder
zijne Arabische kennissen, die door hunne ambtsbetrekkingen
meer dan andere inlanders met de namen en localiteiten van dorpen
en distrikten bekend zijn , de opgaaf verkregen van al de plaatsen
der naastomgevende landstreek. ’t l s er dus ver van af, datik
over den regen mismoedig zou wezen. Was ik al den tijd hier
in de zoogenaamde Trans che chan, het gewone logement van
winter-reizigers, of in een der kloosters gekwartierdgeweest, het
zon mij gelijk den reiziger t u r n e r 1) waarschijnlijk verveeld
hebben. Maar waar kon ik onder deze omstandigheden beter zijn
dan in den blijden gulhartige familiebring der goede Thomson’s !
’s Avonds loopen wij nog al dikwijls over naar Br. van d ijc k ,
die met eene dochter van den Heer Th. is gehuwd. Ik vind
dan in zijne //drawing-room,” eene nette opkamer, tien of
twaalf Arabieren op den divan gezeten, aan wien Br. van d u c k
1 ) T u r n e r , T-önr in th e l e v a n t .
het Bvangelie verklaart. Gisteren avond waren er zestien. Al
kan ik ook van het gesprek niets verstaan, toch zie ik , met
hoeveel aandacht deze menschen (de meesten zijn Grieksch-Ca-
tholijken) de woorden des heils aanhoören. De vriendelijke
Mw. van d u c k , of haar 19jarige broeder w il l iam Thomson
vertolken mij nu en dan hnnne aanmerkingen en tegenwerpingen.
Menig formalistisch Christen nit een ander land zou zieh welligt
aan de vrije landsmanieren ergen, waarin hier over de groote zielsbelangen
wordt gehandeld. Maar de Syrier of Arabier kent de
bijzondere phraseölogie en houding niet die vaak bij ons in zwang
is als wij onderling over godsdienstige zaken spreken. Hij zit
daar op den divan, met gekruiste beenen, ongekunsteld zijn lange
//tsjabouk” te rooken, of nargila te gorgelen, gelijk als bij een
gesprek over ieder andere aangelegenheid. En hij bestrijdt het
Evangelie als ieder andere hem Vreemde zaak, totdat hij ge-
heel overtuigd, met een redelijk geloof, de genadeboodschap
Van jezh s Ch r istu s aanneemt. De Heer van d u c k is nog
slechts sedert ruim eene maand te Sidon gevestigd. Yele zijner
bezoekers worden welligt door nieuwsgierigheid tot hem gedre-
veh, öf, daar de omgang met beschaafde westersche Christen en
hen altijd vereerend is, misschien door ijdelheid en hoogmoed»
De luchthartige toon hunner zamensprekingen bij Dr. van d u c k
doet wel zoo iets vreezen; maar hoe dit zij, zij hooren althans
het Evangelie, en het geloof komt door het geho&r. Br. van
d u c k verhaalde mij van zeker inlandsch geneesheer mich a ii»
michakA^ thans te Damaseus woonachtig, die, onder veelwor-
steling met zijne reden tot diepe overtuiging des Evangelie’s
gekomen zijnde, een boek heeft geschreven met de strekking ,•
oin de dwaasheden dergenen, die de overleveringen völgen, lie-
ver dan de eenvoudige waarheid des Bijbels, te betogen. Hij.
las in zijne tegenwoordige avöndktingen dit boek voor; be-
langrijke woordenwisselingen werden er door uitgelokt, en velen
begonnen reeds te betuigen, dat het önmogelijk Was Voör iemand,
die aan Gods Woord geloofde, de däarmede in strijd zijnde
verordeningen en -leer der Gfieksche of Boomsch-Catholieke
kerk vast te houden. Eens trof ik bij broeder Va N d u c k een
jongeling aan > een inlander, die de fränsehe taal tamelijk magtig
was. Hij scheen veel belang te stellen in hetgeen de zendeling
voordroeg. //Dit” zeide hij //was reeds lang mijne overtuiging:
indien de Bijbel waar is, dan is ook de Protestantsche gods