sche veli uitmaakte, liever dan de traditie te gelooven, die
het voor het grafteeken van salomo1 s vriend en bondgenoot
aanneemt. Yoor legenden heb ik in het algemeen weinig cre-
diet; maar waar de overlevering door geen tastbare tegenstrij-
digheden zieh zelve van alle gezag ontbloot, is ze mij een
leiddraad, dien ik niet loslaat, tot dat ik eene betere bestu-
ring ontmoet. Zoo schijnt mij hiér de overlevering veel grond
van waarheid te bevatten. Geen Heidensch koning was ooit
zoo na tot Israël in betrekking als h iram van Tyrus. Geen
grafteeken zoo verheven, juist aan zulk een koning passend,
wordt behalve te Jeruzalem, ergens elders in het land gevon-
den. Daarbij, h ir am had david en salomo lief1). Uit het-
geen de Schrift zegt: //en h iram zeide: Gezegend zij de h e e r ¡
heden, die david eenen wijzen zoon gegeven heeft ov-er dit
groote volk,” en / /h iram maakte een verbond met salomo1’
blijkt echter meer, namelijk dat h iram den God van david
en salomo liefhad; en in de nagedachtenis van Tyrus grooten
Koning, door dit grafteeken aanschouwelijk bewaard, zie ik
de bevestiging van ’s Heeren woord: //die Mij eeren, zal Ik
eeren 11 sc>g\ï
Yan deze plaats sloegen wij Z.W. waarts af naar het dorpje
Ras-el-'Ain, uhet hoofd der weiteren” aldus genoemd naar de
beroemde en reeds door vele reizigers beschreven vijvers, die
aldaar zijn aangelegd. De plaats ligt digt bij, doch niet on-
middellijk aan het strand, ongeveer l i uur gaans ten zuiden
van Tyrus. De beschrijving uit Hoogl. IV : 15. //O fontein
der hoven, put der levende wateren, die uit Libanon vloeijen,”
heeft men op dit plekje meenen te moeten toepassen, en de
vijvers in verband daarmede, aan salomo’s waterbouwkundigen
toegeschreven, waarbij de overlevering voegt, dat Israëls Koning
dit werk tot erkenning van h iram ’s bewezen diensten tot stand
liet brengen. M a u n d r e l l , een der naauwkeurigste en uitvoe-
rigste schrijvers over deze bron-vijvers, verwerpt zulks, op grond
van den loop der aquaduct, die het water van Ras-el-Ain naar
Tyrus voert, midden over de zandstraat, waarmede Al ex a n d er
de Groote het eiland Tyrus aan den vasten wal verbond (dus
lang na salomo’s tijd), omdat hij geen anderen kans zag zieh
van de stad meester te maken.
Terwijl ik u, mijn vriend, voor de nadere bijzonderheden van
Ras-el-''Ain- naar Ro b in so n , w il so n , m a u n d r e l l , vo ln ey ,
pococke enz. moet verwijzen, voeg ik hier tot opheldering
bij, dat de aquaduct, waarvan mau n dr e ll spreekt, niet door
de zandduinen, waar vroeger de zee stroomde, naar Tyrus
loopt, maar in eene noordelijke rigting, dwars over de vlakte van
Tyrus, naar eene plaats el-Ma sjoule geheeten, ongeveer een uur
ten O. van Tyrus, van waar het water door eene andere aquaduct
, van geheelen onderscheiden böuwtrant als de eerstge-
noemde, en blijkbaar van Romeinsch werk, naar Tyrus werd
gevoerd. Beide aquaducten zijn thans geheel verwoest ; maar
het meest de Ilomeinsche van el-Ma'sjouk naar de stad, waarvan
men slechts hier en daar nog eenige zware boogstukken
boven het puin en zand ziet uitsteken.
Wat de hier boven gemelde plaats uit het Hooglied aangaat,
zoo oppert men daartegen, en met regt, dat Ras-el-'Ain, of-
schoon aan den voet der heuvelen gelegen, echter bezwaarlijk
kan gezegd worden, zijne wateren uit den Libanon te ontvan-
gen, die op te grooten afstand van hier eindigt. Onafhankelijk
nogtans van deze zinspeling kan salomo wel de bouwmeester
van deze bron-vijvers geweest zijn. Hoe dit zij, men ziet daar
tegenwoordig, tusschen eenige nederige woonhuizen, vijgeboomen
en bouwvelden, dezelfde vier vijvers, een grooten achtkantigen,
twee kleinere vierhoekige, en een derden nog kleiner, die w il l em ,
bisschop van Tyrus, reeds voor vele eeuwen heeft beschreven 1).
De bouwmeester heeft hunne muren ter hoogte van 15 tot 20
voeten rondom de daar ontbarstende fonteinen opgetrokken;
muren van 4 tot 8 voet breed, waar binnen het water met
den rand gelijk staat.
De groote achtkantige vijver staat afzonderlijk, maar schijnt
vroeger met de andere vereenigd te zijn geweest. Zijn water
werd oostwaarts door de aquaduct afgeleid ; dat der andere ver-
gaderbakken echter westwaarts. De nog aanwezige bogen dezer
waterleidingen leveren een " schilderachtig gezigt op, maar be-
antwoorden aan hunne eerste bestemming niet meer. Omgroeid
met klimopgewassen staan zij daar slechts als gedenkstukken
van betere dagen. Huqme zijden zijn met stalactijtachtige aan-
groeisels overtrokken, die het met kalkdeelen bezwangerde water,