tigde, en Beyrout door het bouwen van huizen, aanleggen van
tuinen en aanknoopingen van handelsbetrekkingen uit haren
kwijnenden toestand tot de mededingster van Sidon verhief. Sedert
îs Beyrout meer en meer toegenomen en vooral in de laat-
ste jaren. De produoten van JDamascus en den Libanon worden
hoofdzakelijk van hier afgescheept, terwiji de handel van Sidon
geheel in dien van Beyrout is versmolten. In een Zendeling-
berigt van 1836 vind ik opgegeven, dat Beyrout toen 15,000
zielen telde. Het bombardement der stad in 1840 door de
EngelsehrOostenrijksche vloot, bij gelegenheid dat Syrie en
Balestina door Bngeland ten behoeve van de Porte aan mehe-
med-au s heerschzucht werd ontnomen, bragt haar natuurlijk
veel nadeel toe. De zorgelooze Türken hebben het verwoeste
havenkasteel in puin laten liggen ; maar, ofschoon ook de reede
van Beyrout in den winter, als open voor de NWeste stormen
gevaarlijk is , zoo breidt zieh de handel er nogtans op verwon-
derlijke wijze uit. Uitgelokt door de voordeelige zijde-kultuur;
komen zieh hoe langer zoo meer Europeanen, vooral Eranschen
in de omstreken der stad, in den Libanon vestigen; geregelde
stoomvaart-gemeenschap over Smyrna en Alexandrie met Buropa
neemt steeds toe ; Consuls van de voornaamste mogendheden
houden er verblijf, en het oude Bérothai, van waar david veel
koper wegvoerde i ) , verwoest en weder groot geworden als het
Berytus der Eomeinen, daarna door vuur en zwaard van Chris-
tenen en Mohammedanen herhaaldelijk vermeid, herrijst nogmaals
als Beyrout. . . . . . der Türken ! door den handel en de ondernemingszucht
der Christenen. Eeeds telt de stad meer dan 40,000
inwoners. De oude steenen, overal in de omstreken uit het
puin opgegraven, zijn voor het bouwen der nieuwe huizen niet
meer toereikend. Ik zag hier dagelijks scheepjes van Saida en
Sour aankomen, vol geladen met bouwmaterialen, die uit de
puinhoopen van het koninklijke Sidon en Tyrus worden opo,e-
dolven.
Maar ons dennenbosch.
Nu, dat reden wij ten einde, en bevonden ons toen längs de
overblijfselen van eenen ouden Eomeinschen aquaduct, — thans
verlegd — in het midden van uitgestrekte olijfgaarden en moer-
besietuinen. De woeste heuvelen van den Libanon naderen hier
tot nabij den weg. Er is bijna geen heuveltop, waarop niet
een dorp of klooster te voorschijn treedt. Zoo hier de dorpen
Hadit, Baabda, en wat verder Kefr-Sjind, Ain-Bseba en Ain-
Anoub, terwiji het voetpad allengs tegen de hoogte op begint
te kronkelen, en de uitgestrekte fraaije olijf-vlakte van Sjwaifaf,
met het dorp van dien naam en het dorp Boursj-el-Brasjini,
beneden aan de regterhand blijft liggen. Maar waarom u met
al die Arabische namen bezwaard; laat ik er maar overheen
stappen. Wij hadden naar mate wij hooger stegen verrukkender
gezigten. Alles boeide mij; niet alleen het panorama beneden
mij, maar ook de met moerbezieboomen, vijgenboomen of wijn-
gaarden bebouwde terrassen, längs de steenachtige berghellingen
waarover het voetpad leidde. Hoe het mogelijk is, dat ertus-
schen de steenen en rotsen, uit eene handvol aarde: nog iets
opschieten wil, is mij waarlijk onbegrijpelijk. Ik hoorde als
reden daarvan opgeven, dat de kalksteen, waaruit dit gebergte
bijna uitsluitend bestaat, tot gruis of aarde ontbonden zijnde,
die groote vruchtbaarheid aanbrengt. Wie gewoon is met een
weinig geologische opmerkzaamheid te reizen, vindt op dezen
weg een aantal versteende schelpen en horens. De archeoloog
treft er groote oude steenen aan, wier vierkante vorm het
vroeger bestaan van gebouwen verraadt; ook twee Sarkophagen
of steenen doodkisten nabij een dorpje ruim 3 uren van Beyrout
gelegen. Hen, die veel van natuurschoon houden,moet ikaan-
bevelen een oogenblik - halt te houden onder de schaduw van
een klein dennenbosch, ongeveer 3 uren van Beyrout, vanwaar
de stad en hare baai, omringende vlakte en bergen op het
günstigst gezien worden. Op vier uren afstand van Beyrout, en
ongeveer 3000 voeten boven de zee, stapten wij voor een poos
af aan de zijdefabriek van den heer sco tt, een grooten vriend
van de Noord-Amerikaansche zendeling-broeders. Hij ontving
ons met eene gastvrijheid, die al hetgeen ik er reeds vooraf
van hoorde roemen, nog verre overtrof. De heer r. k a llev ,
een Schotsch zendeling en geneesheer, die om zijnen evangelie--
arbeid, geledene vervolging te Madera en verbanning van
daar in de laatste jaren zoo bekend is geworden, mögt ik in
den kring van dit lieve gezin ontmoeten. Om de gezondheid
zijner echtgenoot had hij dit land tot tijdelijk verblijf gekozen:
hare kwaal de vreesselijke teringziekte was echter reeds te ver
gevorderd. Slechts kort geleden heeft hij het stoffelijk over