aardbodem in deze streken dikwerf ondergaat, ook datgene ter
nederwerpt, wat de hand des menschen niet zou vermögen te
verwrikken. Als ik de positie naga van dezen bouwval, de ge-
heele boven-JorJaa^-streek, van hier tot aan het water van
Merom dominerende, dan nog meer voel ik mij genoopt hier
eene belangrijke oude sterkte te veronderstellen.
Onze gids wilde ons nu nog verder heenleiden, naar eene
mine, die, zoo als hij zeide, alle andere in uitgestrektheid over-
trof. Hij noemde ze Kdlat-Bostra, en naar liij ze uitduidde,
moet ze ongeveer H uur ten N. van Banias, in het gebergte
liggen. Maar om deze te bezoeken was het heden reeds te laat
geworden. De ondergaande zon riep ons met verhaaste schre-
den huiswaarts. Wat betooverende heerlijke kleuren de bergen
dien avond hadden, zal ik nooit vergeten. Die sneeuwtop van
den Hermon zou mij tot verblindens toe kunnen boeijen. ’t Is
geen witte kleur, wit gelijk een vlak sneeuwveld bij ons te
lande; neen, bij de dalende zon is het eene soort van perziken-
bloesem-tint, massief, en toch doorschijnend, wit en toch vol
van allerlei nuancen, hier met eene zeer ligt blaauwe schaduw
golvend, daar met hoogseis bezaaid, die er als vuurklompen
op liggen, waar uitstekende rotsen de diepe sneeuwlagen hooger
dan de omliggende gedeelten verließen, en daardoor eene ver-
meerderde verlichting ontvangen. Het wit van Hermons kruin
is als de mengeling der zeven hoofdkleuren in .het prisma of
in de wolken, kleurloos wit en toch vol van kleuren.
Maar ik bedenk mij daar, dat ik spaarzaam met kleuringen
zijn moet. Daarom zal ik , uit al hetgeen ik in Hdsbeyas om-
streken heb gezien, alleen nog melding maken van de Nahr-
Litani, of Leontes-xiviex, die wij bij Kdlai-es-Sjukief reeds
eenigzins hebben leeren kennen. Op twee verschillende punten
ben ik de meer dan 1000 voet diepe rotsgeul naar zijne bedding
afgeklommen. De eerste maal bij de brug van Burguz,
ruim 2 uren ten westen van Hdsbeiya. De weg derwaarts van
dit vlek gaat over het dorp Kaukaba, dat tegen de oostelijke
helling van den Djebel-Arbel ligt. Hier nabij zag ik de ope-
ningen van asphaltgroeven, waarin men des zomers werkzaam
is, maar die in den winter, om de instortende regen en aarde,
onbearbeid liggen. Thans waren ze met takken overdekt. Asphalt
is in deze streken minder zeldzaam dan men wel weet.
Op den weg van Hdsbeiya naar Hibarieh wordt het gevonden.
Ook herinner ik mij , dat een Eranschman te Beyrout over asphaltlagen
sprak, die hij ergens in den Libanon, 4 of 5 uren van
de stad, had ontdekt. Bij een naauwkeurig onderzoek zullen
de vulkanische beddingen in het gebergte deze delfstof welligt
nog op vele andere plaatsen doen ontdekken.
Een eind voorbij Kaukaba ziet men de ijzingwekkende rivier-
kloof in eens voor zieh. Woedend bruischt en dondert de
stroom er tusschen de rotswanden henen. Soms zijn deze lood-
regt met vele groote en kleine holen, die men zieh afvraagt,
hoe ze er zijn gevormd; soms zijn de rotsen in ontzaggelijk
groote klompen afgestort; op andere plaatsen weder zijn de
groote steenen tot kleine fragmenten verbrijzeld en versplinterd,
en hebben langzamerhand schuinsche glooijingen gevormd, waarop
de voet vergeefs een steunpunt zoekt, en waar het oog, van
den top der rotsen af tot beneden aan het water, vele honderde
voeten heeft te meten. Slechts op sommige plaatsen heeft de
rivier een smal voetpad längs hare bedding. Yan de Jisr-Burguz
volgde ik den stroom een uur zuidwaarts tusschen de rotsen
en struiken; tot zoover vond ik een gevaarlijk houthakkers
pad. Maar verder zuidwaarts zijn de rotsen zoo steil, en stui-
ven de zamengeperste wateren zoo woedend op, dat het geheel
onmogelijk is er voorbij te komen. Aan het punt, waar ik terug
moest keeren, vond ik een1 eenzamen molen, door eene uit de
rivier afgeleide beek gedreven. Wie zou het vermoeden, dat
tusschen deze vreesselijke rotsen, zooveel romaneske plekjes
worden gevonden 1 Daar groeit niet alleen de roodbloeijende
oleanderstruik, en de grillig om de klippen in het water wortelende
sycomore, maar, waar er slechts ruimte is, tiert de
bleeke wilg en de altijd groene laurierboom, de kleine doorn-
achtige eik en de slanke fenkelplant, terwijl ontelbare narcissen
de lucht met hunnen balsemgeur vervullen.
De brug van Burguz met twee groote en twee kleine bogen
is half Bomeinsch, half van lateren bouwstijl. Over dezen klimt
de weg ten westen met schrikbarende steilten op naar den
Djebel Bihân, en voorts naar Sidon, enz. Het dorp Burguz
is klein en ligt aan de regter of O.zijde der rivier, op een
rotsbank, eenige voeten boven den stroom. Het oog kan dien
niet ver volgen, want de kronkelingen zijn er zoo kort, dat
de hooge rotsen ter wederzijden ze weldra verbergen. Ik hoop
deze wonderlijke berg-rivier, later ook hooger op te onderzoe